ECLI:NL:RBZWB:2021:3134

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 19_6377
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wajong-uitkering en duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 21 juni 2021, wordt de zaak behandeld van een eiseres die een Wajong-uitkering heeft aangevraagd. Het UWV heeft in een eerder besluit, gedateerd 13 februari 2019, geweigerd om eiseres een uitkering toe te kennen, omdat zij volgens hen niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiseres, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking, een posttraumatische stressstoornis en een taalstoornis, heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 mei 2021 is de zaak besproken, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende onderbouwing is voor de conclusie van het UWV dat eiseres in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De rechtbank oordeelt dat het UWV niet voldoende heeft aangetoond dat eiseres in staat is om ten minste een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar is. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6377 WAJONG

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 13 februari 2019 (primaire besluit) heeft het UWW geweigerd eiseres een uitkering toe te kennen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
In het besluit van 1 november 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 11 mei 2021.
Hierbij waren aanwezig mr. B.J. van de Wijnckel namens eiseres en [naam vertegenwoordiger verweerder] namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Namens eiseres, geboren op [geboortedatum eiseres] 2001, is op 30 september 2018 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Zij is bekend met een licht verstandelijke beperking (IQ 65), een posttraumatische stressstoornis en een taalstoornis. Eiseres woont begeleid bij [naam woonstichting] . Ze krijgt begeleiding en sturing bij dagelijkse activiteiten.
Het UWV heeft geweigerd eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen omdat zij nu weliswaar geen arbeidsvermogen heeft maar dat dat nog niet als duurzaam kan worden aangemerkt.
2
. Wettelijk kader
2.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wajong is een jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
In het vierde lid is bepaald dat onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld.
2.2.
Deze nadere regels zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In het tweede lid van artikel 1a is bepaald dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie is en bestaat uit één of meerdere handelingen.
2.3.
Het UWV heeft in verband met de inwerkingtreding van de Wajong per 1 januari 2015 de methode Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) vastgesteld. Het Compendium dient te worden aangemerkt als een vaste gedragslijn.
3.
Het geschil
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op de datum in geding ( [geboortedatum eiseres] 2019) geen arbeidsvermogen heeft. In geschil is of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
4.
Medische en arbeidsdeskundige beoordeling door het UWV
Aan het in het bestreden besluit neergelegde standpunt heeft het UWV een rapportage van arts [naam arts] (gecontrasigneerd door de verzekeringsarts), een rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [naam verzekeringsarts] , een rapportage van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] en een rapportage van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) [naam arbeidsdeskundige 2] ten grondslag gelegd.
De arts heeft op 3 februari 2019 gerapporteerd dat eiseres een PTSS in remissie heeft, een licht verstandelijke beperking en een taalstoornis. De arts vindt het plausibel, gelet op het totaal aan medische gegevens (eigen onderzoek en aanwezige informatie), dat er op de 18e verjaardag sprake is van een beperking van de belastbaarheid als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. De arts acht eiseres in staat om een uur aaneengesloten te werken en acht haar minstens vier uur per dag belastbaar als rekening wordt gehouden met de volgende beperkingen:
  • omgaan met stress en andere mentale eisen;
  • omgaan met nieuwe dingen: eiseres moet weten waar ze aan toe is;
  • communiceren/zich uiten: eiseres heeft moeite zich verbaal uit te drukken; dat gaat beter als zij anderen vertrouwt. Ook heeft zij moeite met het begrijpen van moeilijke/lange zinnen;
  • eigen gevoelens uiten: naarmate het vertrouwen toeneemt in haar omgeving, gaat het beter met het uiten van haar gevoelens;
  • omgaan met kritiek;
  • hanteren van conflicten;
  • omgaan met onbekenden.
De arbeidsdeskundige heeft op 8 februari 2019 gerapporteerd dat op grond van de conclusie van de arts en zijn eigen onderzoek eiseres thans geen arbeidsvermogen heeft. Hij vindt de stage-ervaring van eiseres te kort om te concluderen dat zij over werknemersvaardigheden beschikt. Daarvoor is cruciaal het kunnen uitvoeren van instructies. Eiseres moet in staat zijn om een boodschap te begrijpen en zich te kunnen uiten als dat nodig is, bijvoorbeeld als zij een instructie niet begrijpt of in de communicatie met de werkgever. De arbeidsdeskundige concludeert dat eiseres hier momenteel niet toe in staat is. In overleg met de arts concludeert de arbeidsdeskundige dat eiseres in de toekomst wel werknemersvaardigheden kan ontwikkelen met de juiste begeleiding, rijping en groei. De arbeidsdeskundige vindt eiseres dan geschikt voor de taak “vouwen was” (taaknummer 0804). Dit werk is namelijk gestructureerd en overzichtelijk van aard. Er is geen sprake van klant- of patiëntencontacten. Het omgaan met stress is geen onderdeel van het werk. Omgaan met nieuwe dingen is evenmin aan de orde omdat dagelijks dezelfde soort werkzaamheden moet worden verricht.
De verzekeringsarts b&b heeft op 23 september 2019 gerapporteerd dat hetgeen in bezwaar naar voren is gebracht geen reden is voor een andere conclusie. Uit de stukken komt naar voren dat eiseres een positieve groei en ontwikkeling heeft en gemotiveerd is. Met de beschrijving van de onderzoeken bij de intake bij [naam stichting] , de stage en de huidige woonsituatie met begeleiding blijkt dat eiseres de haar opgedragen taken naar tevredenheid verricht en uitvoert. Met de voorbeelden en gegevens van derden (school/stage) komt naar voren dat eiseres ten minste een uur aaneengesloten kan werken. Ook blijkt daaruit dat zij ten minste vier uur per dag belastbaar is.
De arbeidsdeskundige b&b heeft op 31 oktober 2019 gerapporteerd dat hij de conclusie van de arbeidsdeskundige volgt dat eiseres thans niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, maar dat met behulp van inzet en continuering van de behandeling/begeleiding verdere ontwikkeling naar volwassenheid van eiseres verwacht mag worden. Daardoor kan volgens hem redelijkerwijs worden verwacht dat eiseres in de toekomst zelfstandig of met begeleiding kan functioneren in arbeid waardoor sprake zal zijn van arbeidsvermogen en participatiemogelijkheden. De arbeidsdeskundige b&b wijst er in dat verband op dat eiseres een half jaar stage heeft gelopen bij kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf] en dat haar stagebegeleidster erg tevreden was. Eiseres heeft een juiste werkattitude en overlegt eerst over een taak voor ze hem uitvoert. Haar communicatie met de leiding is gaandeweg steeds beter geworden; ze durft meer en is opener. Verder stelt de arbeidsdeskundige b&b vast dat eiseres nog behandelingen volgt om haar belastbaarheid te vergroten. Zij woont in een kleinschalige zorginstelling en is ADL-zelfstandig. Zij krijgt hulp en sturing bij de huishoudelijke taken. Ze leert zelfstandiger te worden door haar kamer schoon te maken, de was te doen en (makkelijke) maaltijden voor te bereiden. Op grond daarvan concludeert de arbeidsdeskundige b&b in overleg met de verzekeringsarts b&b dat sprake is van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid, verdere ontwikkeling en toename van bekwaamheden. De arbeidsdeskundige b&b vindt ook dat eiseres in de toekomst de taak “vouwen was” zou kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie en dat er daarom op dit moment geen situatie aanwezig is waarin het arbeidsvermogen duurzaam ontbreekt.
5.
Standpunt van eiseres
Eiseres stelt zich, samengevat, op het standpunt dat wel sprake is van een duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Zij stelt, onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat de besluitvorming door UWV niet zorgvuldig is geweest omdat een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden ontbreekt.
Eiseres wijst erop dat er ten onrechte geen recente informatie is ingewonnen bij haar behandelaars. De bij de beoordeling betrokken medische informatie betreft een rapport van
[naam stichting] van 20 maart 2017. Eiseres stelt dat onvoldoende is gemotiveerd dat zij in staat is om een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar is. Volgens de arts blijkt dit uit het huidig functioneren, maar eiseres bestrijdt dat nu zij nog schoolgaand is en geen werkervaring heeft. De stage bij kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf] is in 2018 redelijk verlopen, onder andere omdat deze zeer intensief is begeleid en beoordeeld. De stage in 2019 was minder succesvol. Eiseres kon amper reageren op ingewikkelder vragen en opdrachten en reageerde niet bij korte gesprekjes met collega’s. Zij was ook niet in staat en bereid huishoudelijk werk te verrichten. In een overleg is toen geconcludeerd dat eiseres met het uitbreiden van de stage en toewerken naar een betaalde baan werd overvraagd en is besloten dat een stage bij een beschutte werkplaats beter zou zijn. In december 2019 is deze stage dan ook beëindigd. Niet is onderbouwd waarom eiseres, ondanks haar verstandelijke beperking en wat betreft taalbegrip functioneren op 6-7 jarige leeftijd, toch in staat wordt geacht om loonvormende arbeid te verrichten. Door [naam school] wordt geadviseerd eiseres door te laten stromen naar arbeidsgerichte dagbesteding. Dagbesteding wordt niet gezien als loonvormende arbeid en de mogelijkheid om dagbesteding te volgen kan niet worden gezien als het hebben van arbeidsvermogen. Verder stelt eiseres dat onduidelijk blijft welke “voorbeelden en gegevens van derden” de verzekeringsarts b&b bedoelt in haar rapportage. Niet inzichtelijk is waarop de prognose is gebaseerd dat dankzij behandeling/begeleiding haar belastbaarheid zal toenemen. Voor zover die prognose is gebaseerd op medische informatie van [naam stichting] is die immers gedateerd. Bovendien wordt in deze informatie opgemerkt dat de prognose voor het verbeteren van taal en spraak ongunstig is.
De conclusie dat eiseres op dit moment geen arbeidsvermogen heeft maar dit wel kan ontwikkelen wordt volgens eiseres evenmin voldoende gemotiveerd door de arbeidsdeskundigen. Er heeft overleg plaatsgevonden met de verzekeringsartsen maar niet duidelijk is waar dit uit heeft bestaan. Er is in elk geval geen concrete en deugdelijke afweging van alle feiten en omstandigheden gemaakt ten aanzien van de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie. Volgens eiseres is het bestreden besluit dan ook onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
Op 4 februari 2021 heeft eiseres ter onderbouwing van haar standpunt een verslag van orthopedagoog [naam orthopedagoog] ( [naam woonstichting] ) van 22 januari 2020 ingezonden alsmede een verslag van stagedocent [naam stagedocent] ( [naam school] ) van 8 januari 2021.
De orthopedagoog rapporteert dat eiseres functioneert op een licht tot matig verstandelijk beperkt niveau (ontwikkelingsleeftijd cognitief 8 jaar, sociaal-emotioneel 5 jaar), terwijl ook sprake is van een disharmonisch ontwikkelingsprofiel. De kans op overschatting en overvraging is zeer groot. Zij is niet in staat tot het zelfstandig uitvoeren van taken op basis van instructies zonder adequate ondersteuning van een voor haar betrouwbare andere. De nabijheid van begeleiding is blijvend nodig om te komen tot zinvolle dagbesteding.
De stagedocent geeft aan dat in het stagetraject bij [naam kinderdagverblijf] (schooljaar 2018-2019) is ingezet op ontwikkeling van arbeidsvermogen, maar daarbij bleek zij overvraagd te worden. De verwachting is daarom bijgesteld van arbeid naar dagbesteding, mogelijk arbeidsmatige dagbesteding, maar niet loonvormend.
Eiseres heeft haar stelling over de uitvoering van het onderzoek door een anios in plaats van een verzekeringsarts ter zitting niet langer gehandhaafd.
6.
Beoordeling van de rechtbank
6.1.
De rechtbank stelt vast dat de datum in geding [geboortedatum eiseres] 2019 (18e verjaardag) is.
De rechtbank overweegt dat iemand op grond van het Schattingsbesluit arbeidsvermogen heeft als hij:
1. een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
2. basale werknemersvaardigheden heeft;
3. ten minste een uur aaneengesloten kan werken en
4. ten minste vier uur per dag belastbaar is.
6.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan het standpunt van het UWV dat eiseres, indien rekening wordt gehouden met haar beperkingen, in staat is om ten minste een uur aaneengesloten te werken en ten minste vier uur per dag belastbaar is. Tijdens het spreekuurcontact met de arts werd gesproken met eiseres en haar begeleidster. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres niet zou kunnen voldoen aan deze voorwaarden. Uit het dagverhaal van eiseres volgt dat zij ten tijde van de datum in geding (met een vervoersvoorziening) speciaal onderwijs volgde bij [naam school] . Fysieke beperkingen heeft zij niet en de huidige taalontwikkeling volstaat voor de gestelde medische belastbaarheid. Eiseres heeft verder in het kader van haar opleiding stage gelopen op een kinderdagverblijf. Dat tijdens de stage intensieve en vertrouwde begeleiding aanwezig was brengt geen wijziging in de vastgestelde medische belastbaarheid. De rechtbank ziet tenslotte in de door eiseres ter zitting genoemde uitspraak van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2020:2570) geen vergelijkbare situatie omdat in de situatie van eiseres geen sprake is van het door het UWV telkens meer aanscherpen van de begeleidingsbehoefte tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure en eiseres ook niet is aangewezen op permanent toezicht in de thuissituatie en tijdens dagbesteding, zodat een beroep daarop niet slaagt. De verzekeringsartsen konden op grond van de anamnese en de aanwezige medische gegevens tot de conclusie komen dat eiseres voldoet aan de voorwaarden dat zij ten minste een uur aaneengesloten kan werken en ten minste vier uur per dag (al dan niet verdeeld over de dag) belastbaar is. De stelling van eiseres dat zij hiertoe niet in staat is, kan zonder nadere medische onderbouwing, niet leiden tot een andere conclusie.
Niet in geschil is dat eiseres op de datum in geding niet over basale werknemersvaardigheden beschikt en niet in staat is een taak binnen een arbeidsorganisatie uit te voeren.
6.3.
Er is slechts arbeidsvermogen als aan alle genoemde vereisten is voldaan. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat eerst indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Daaronder wordt op grond van het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In Bijlage 1 van het Compendium is het volgende stappenplan opgenomen voor het onderzoek van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige naar de vraag of bij een betrokkene al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen:
Stap 1 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld.
Als het antwoord bevestigend is, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 2 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of de situatie van cliënt aan beide volgende voorwaarden voldoet:
- er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden;
- de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
Als aan deze beide voorwaarden wordt voldaan, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 3 - voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige samen
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.
Volgens het beoordelingskader spreekt de verzekeringsarts zich uit over de ontwikkeling van de mogelijkheden van betrokkene, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment waarop de beoordeling betrekking heeft. Voor zover de verzekeringsarts, overeenkomstig het stappenplan, niet zelfstandig over het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan besluiten, spreken verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zich gezamenlijk uit over de te verwachten ontwikkeling van betrokkene en of die al dan niet tot arbeidsvermogen kan leiden.
6.4.
Het gaat bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie onder meer de uitspraak van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB: 2018:1018) voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en/of de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
6.5.
Bij de vraag naar basale werknemersvaardigheden is relevant of eiseres in staat is instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en in staat is afspraken met een werkgever na te komen. Volgens de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b samen (stap 3 van het stappenplan) kan eiseres dit nog ontwikkelen.
Het UWV vindt eiseres dan geschikt voor de taak “vouwen was” (taaknummer 0804).
Op 3 maart 2021 heeft het UWV gereageerd op de door eiseres recent ingezonden verslagen van orthopedagoog [naam orthopedagoog] ( [naam woonstichting] ) van 22 januari 2020 en van stagedocent [naam stagedocent] ( [naam school] ) van 8 januari 2021 met de rapportage van verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] van 26 februari 2021. Deze informatie is voor de verzekeringsarts b&b geen aanleiding voor een gewijzigde conclusie. Hij rapporteert onder meer het volgende:
“Uit de ontvangen stukken komt met name naar voren dat voor het functioneren van belanghebbende voortdurend begeleiding nodig is. Het zelfstandig functioneren is, ook tegen eerdere verwachtingen in, tegengevallen. In principe maakt het noodzakelijk zijn van intensieve begeleiding niet uit bij de beoordeling van het aspect arbeidsvermogen volgens de definiëring in het Compendium. Met name de tekorten op het vlak van communicatie gaven de arbeidsdeskundige aanleiding om te besluiten dat zij nog niet over voldoende basale werknemersvaardigheden beschikte. Op dit vlak kan zij zich nog verder ontwikkelen. Uit de ingekomen stukken blijkt dat de communicatie met vertrouwde begeleiders wel beter verloopt en belanghebbende het dan ook aangeeft als ze iets niet begrijpt of ondersteuning nodig heeft. De verzekeringsarts b&b merkte nog op dat er geen twijfel bestaat op medisch gebied dat belanghebbende wel over werknemersvaardigheden beschikte. Verdere ontwikkeling vanuit het standpunt van de arbeidsdeskundige zou daarmee plausibel geacht moeten worden daar dit vanuit medische oogpunt mogelijk geacht werd. De noodzaak tot intensieve begeleiding bij de uitvoering van (eenvoudige) taken sluit het (ontwikkelen van) arbeidsvermogen niet uit”.
Uit de rapportages en de toelichting ter zitting maakt de rechtbank op dat de conclusie met betrekking tot de ontwikkeling van werknemersvaardigheden met name gebaseerd lijkt te zijn op de ervaringen tijdens de stage, de ontwikkeling die eiseres doormaakte in communicatie tijdens die stage, de psychomotore behandeling en de begeleiding die eiseres krijgt vanuit de woongroep. Dit alles zal volgens het UWV leiden tot meer zelfstandigheid en door training is ontwikkeling en groei mogelijk. De rechtbank mist in de rapportages echter een duidelijke onderbouwing of en hoe eiseres zich kan ontwikkelen op het gebied van communicatie nu niet specifiek is ingegaan op haar taalproblemen in relatie tot het ontwikkelen van werknemersvaardigheden. Het enkel vaststellen dat communicatie met vertrouwde begeleiders beter verloopt is daartoe onvoldoende.
Uit de rapporten blijkt verder dat de begeleiding die eiseres krijgt in de woongroep met name ziet op het bereiken van meer zelfstandigheid op het gebied van wonen en huishouden. Dat eiseres door middel van de begeleiding die zij krijgt in de woongroep bij huishoudelijke taken zelfstandiger zal worden, dat zij nog jong is en nog kan leren, is onvoldoende concreet gelet op de bovengenoemde rechtspraak van de CRvB. Verder is niet aangegeven wat de behandeling van eiseres precies inhoudt en op welke wijze de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiseres kunnen ontwikkelen. Evenmin is benoemd welke resultaten op welke termijn er te verwachten zijn.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de inschatting van het UWV over hoe de arbeidsparticipatiemogelijkheden zich bij eiseres kunnen ontwikkelen onvoldoende is onderbouwd. Het UWV had moeten onderzoeken wat de behandeling en begeleiding precies inhouden, op welke wijze deze van invloed zijn op het verbeteren van de communicatie en welke concrete resultaten zijn te behalen. Dat uit de overgelegde informatie van orthopedagoog [naam orthopedagoog] blijkt dat de kans op overschatting en overvraging zeer groot is en dat voortdurende nabijheid en begeleiding nodig is, alsmede dat uit de informatie van de stagedocent blijkt dat eiseres tijdens de tweede stageperiode minder goed functioneerde, is niet zonder meer reden om duurzaamheid aan te nemen omdat hieruit nog niet blijkt dat mogelijkheden tot verbetering en ontwikkeling niet aanwezig zijn.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid van de Awb.
Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
7. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe dient het UWV alsnog een deugdelijke en concrete onderbouwing te geven van de inschatting over hoe de arbeidsparticipatiemogelijkheden zich bij eiseres kunnen ontwikkelen, zoals hiervoor onder de rechtsoverweging 6.5. is uiteengezet.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
8. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op zes weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen zes weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in overweging 6.5. van deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 21 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.