ECLI:NL:RBZWB:2021:3130
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen besluit RDW
Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de Dienst Wegverkeer (RDW). De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de RDW van 28 mei 2020, waarin de tenaamstelling van zijn voertuig werd beëindigd. Op 11 mei 2021 heeft de RDW echter aangegeven het bestreden besluit niet te handhaven en de tenaamstelling met terugwerkende kracht te vervallen. Hierop heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van de RDW in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geoordeeld dat de RDW aan de verzoeker is tegemoetgekomen en heeft de RDW veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker bijgestaan werd door een medewerker van de Rechtswinkel en dat er een overeenkomst was over de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 534,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de RDW het griffierecht van € 178,- aan de verzoeker dient te vergoeden, maar dat een aparte veroordeling daarvoor niet nodig is. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.