Overwegingen
1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoeker woont op het adres [adres verzoeker] . Hij huurt deze woning van Casade.
Op 22 februari 2021 is de woning gecontroleerd door de politie. Aanleiding hiervoor was een actie van de Douane in Luik (België), waarbij op 8 februari 2021 een grote hoeveelheid pakketten uit China in beslag is genomen. Deze pakketten zouden harddrugs c.q. grondstoffen voor harddrugs bevatten. Een aantal pakketten zou afgeleverd moeten worden op het adres [adres verzoeker] . Bij de controle zijn in de woning 8 dozen MAPA (grondstoffen bestemd voor de productie van synthetische drugs) met een brutogewicht van 26 kilogram per doos aangetroffen. Daarnaast is een zak met Caustic Soda, brutogewicht 1,2 kilogram, een vacumeermachine en een digitale goederenweegschaal aangetroffen. De politie heeft een gemeentelijke toezichthouder op de hoogte gesteld van de controle. Daarop is de gemeentelijk toezichthouder ook ter plaatse gegaan en heeft daarvan een controlerapport opgemaakt.
Bij brief van 26 maart 2021 heeft de burgemeester verzoeker erop gewezen dat bij de controle op 22 februari 2021 een overtreding van de artikelen 2 A, B en D in samenhang met de artikel 10a lid 1 onder 3 in samenhang met artikel 10 lid 4 en 5 van de Opiumwet is geconstateerd. De burgemeester heeft daarbij zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van drie maanden te sluiten. Verzoeker heeft daartegen zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
Vervolgens heeft de burgemeester bij het bestreden besluit verzoeker gelast om de woning aan [adres verzoeker] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] voor donderdag 27 mei 2021 om 10.00 uur te sluiten en gesloten te houden voor een periode van drie maanden. De burgemeester heeft daarbij opgemerkt dat, indien verzoeker niet zelf aan de lastgeving voldoet, hij zal overgaan tot toepassing van bestuursdwang (sluiting en verzegeling van het pand, aanbrengen van de borden en vervangen van de sloten van het pand). Daarbij is tevens vermeld dat de kosten van de maatregelen in rekening zullen worden gebracht volgens de daarvoor geldende procedure. De burgemeester heeft in het bestreden besluit op de zienswijze van verzoeker gereageerd.
Telefonisch is namens de burgemeester toegezegd dat hij met het toepassen van bestuursdwang zal wachten tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan, mits de zitting binnen twee weken plaatsvindt en er uiterlijk twee weken na de zitting uitspraak wordt gedaan, en dat is ter zitting bevestigd.
2. Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat hij niets wist van de inhoud van de pakketten en dat hij geen rol heeft gespeeld in de bestelling of bezorging van de pakketten. Verzoeker stelt dat hem is verzocht door een kennis om de pakketten aan te nemen. Hij stelt dat hij daarmee heeft ingestemd zolang er geen drugs in het pakket zouden zitten en het ook niet afkomstig zou zijn uit het buitenland. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er geen noodzaak is tot het toepassen van bestuursdwang. De woning kan volgens hem niet worden aangemerkt als drugspand en speelt ook geen enkele rol in de bestrijding van drugsoverlast of de bescherming van de openbare veiligheid. Daarnaast doet verzoeker een beroep op het evenredigheidsbeginsel.
Verzoeker heeft gesteld dringend behoefte te hebben aan een voorlopige voorziening. Hij wijst erop dat Casade inmiddels heeft aangezegd dat bij sluiting van de woning tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst zal worden overgegaan. Hij stelt daarnaast niet over vervangende woonruimte te beschikken. Hij heeft de voorzieningenrechter daarom verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Ingevolge artikel 2 van de Opiumwet – voor zover relevant – is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I:
binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
aanwezig te hebben;
te vervaardigen.
In artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3°, van de Opiumwet is bepaald dat hij, die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
5. In artikel 13b van de Opiumwet is de bevoegdheid opgenomen dat burgemeesters woningen en andere panden kunnen sluiten als er voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Het gaat hierbij om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11a van de Opiumwet. Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning, lokaal of erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. De situatie moet van dien aard zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Dat vergt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden, zoals door de politie vastgesteld (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617). 6. Verzoeker betwist niet de vondst van de acht dozen in zijn woning, noch de inhoud (MAPA) of het gewicht van de dozen. Ook de vondst van de Caustic Soda (gewicht 1,2 kg), de vacumeermachine en de goederenweegschaal wordt niet betwist. Verzoeker betwist evenmin dat de grondstoffen, in combinatie met de aangetroffen voorwerpen, het aannemelijk maken dat de voorwerpen bestemd zijn voor de productie/handel van harddrugs en dat er dus sprake is van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet.
Betwist wordt dat de woning van verzoeker daarmee een schakel vormt in de productie en distributie van drugs. Verzoeker stelt zich in dat verband op het standpunt dat de dozen niet voor hem bestemd waren, dat hij geen wetenschap had van de inhoud of de afkomst van de dozen, en dat hem terzake geen verwijt kan worden gemaakt.
De burgemeester heeft in het bestreden besluit overwogen het niet aannemelijk te vinden dat verzoeker niets van de pakketten wist. Daartoe heeft de burgemeester toegelicht dat de pakketten aan verzoeker en op zijn adres waren geadresseerd. Daarbij heeft de burgemeester opgemerkt dat het gestelde, dat op de pakketten een onjuist telefoonnummer is vermeld, niets zegt, omdat het algemeen bekend is dat in de drugssector vaak meerdere telefoonnummers worden gebruikt. Verder heeft de burgemeester overwogen dat hij als bewoner van de woning verantwoordelijk is voor de gang van zaken in de woning.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Voorop dient te worden gesteld dat persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist is voor de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Het betreft immers geen persoonsgebonden, maar een pandgebonden maatregel.
De voorzieningenrechter volgt de burgemeester in zijn standpunt dat het niet aannemelijk is dat verzoeker geen enkele betrokkenheid had bij de zending van de pakketten. Op basis van de foto’s die zijn gevoegd bij het controlerapport van de gemeentelijk toezichthouder stelt de voorzieningenrechter vast dat de pakketten aan verzoeker in persoon en op zijn adres waren geadresseerd. Weliswaar bevat de naam op het adresetiket een kleine verschrijving (‘ [achternaam] ’ in plaats van ‘ [achternaam] ’), maar de naam in combinatie met het adres maakt dat ervan moet worden uitgegaan dat de pakketten wel degelijk aan verzoeker in persoon zijn geadresseerd. De voorzieningenrechter volgt de burgemeester bovendien in zijn standpunt dat verzoeker, als bewoner van de woning, verantwoordelijk moet worden gehouden voor de gang van zaken in zijn woning. Met het accepteren van de ontvangst van de pakketten en het in huis halen daarvan, is verzoeker ook verantwoordelijk geworden voor het bezit daarvan, ook indien hij de pakketten niet zelf zou hebben besteld. De burgemeester heeft terecht erop gewezen dat verzoeker er ook voor had kunnen kiezen om, alvorens de ontvangst van de pakketten te accepteren, deze op inhoud te checken, of om te weigeren de zending in ontvangst te nemen. Dat heeft verzoeker niet gedaan, en de gevolgen daarvan komen voor zijn risico.
7. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat er geen legale toepassing bekend is voor MAPA, enkel de illegale toepassing als grondstof voor de vervaardiging van amfetamine en methamfetamine. Dat heeft verzoeker niet bestreden. Gelet op de enorme hoeveelheid MAPA die in de woning van verzoeker is aangetroffen, heeft verweerder op goede gronden aangenomen dat de woning van verzoeker als tijdelijk opslag- of overslagpunt voor grondstoffen een schakel vormt in de productie van harddrugs.
Verweerder moet dan ook bevoegd worden geacht om gebruik te maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet.
8. Vervolgens is de vraag of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid. Hierbij is van belang dat de burgemeester bij de uitoefening van zijn bevoegdheid over beleidsruimte beschikt. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de invulling van die bevoegdheid met enige terughoudendheid moet toetsen.
De burgemeester heeft de beleidsruimte ingevuld met beleidsregels die zijn neergelegd in het ‘Damoclesbeleid 2019’.
In de beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen (coffeeshops en niet gedoogde verkooppunten). De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer. De beleidsregels ten aanzien van woningen zijn neergelegd in deel II van het Damoclesbeleid.
Onder 3 van deel II van het Damoclesbeleid is bepaald dat, indien in woningen en/of op bij woningen een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, wordt aangetroffen, bij een eerste constatering een sluiting van drie maanden volgt.
9. De voorzieningenrechter stelt vast de burgemeester overeenkomstig zijn beleidsregels heeft gehandeld door de woning voor drie maanden te sluiten.
10. Artikel 4:84 van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
De voorzieningenrechter overweegt in navolging van de AbRS in haar uitspraak van 26 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2840) dat een bestuursorgaan alle omstandigheden van het geval dient te betrekken in zijn beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. 11. Als persoonlijke omstandigheden heeft verzoeker zijn slechte gezondheid in combinatie met noodzakelijke medicatie aangevoerd. Daarnaast heeft verzoeker aangevoerd dat hij onder bewind staat en dat hij moet rondkomen van zeer beperkt leefgeld. Desgevraagd heeft verzoeker verklaard zelf nog geen actie te hebben ondernomen om tijdelijk onderdak elders te vinden.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester zich in het bestreden besluit ervan heeft vergewist dat verzoeker een kwetsbaar persoon betreft en dat het bestreden besluit grote impact zal hebben op het leven van verzoeker. De burgemeester heeft het persoonlijk belang van verzoeker bij behoud van zijn woning afgewogen tegen het algemeen belang van de openbare orde en dat van derde belanghebbenden. De burgemeester heeft in dat kader
– bijvoorbeeld – meegewogen dat de woning van verzoeker in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk ligt.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester een zorgvuldige belangenafweging verricht. De burgemeester heeft in redelijkheid kunnen overwegen dat er weliswaar gezondheidsproblemen zijn, maar dat uit de door verzoeker geschetste situatie niet blijkt dat hij voor zijn gezondheid specifiek aan de woning [adres verzoeker] is gebonden. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester op mogelijkheden heeft gewezen voor tijdelijke vervangende woonruimte of eventueel noodopvang bij Traverse. Ter zitting heeft de burgemeester toegelicht dat ook Traverse een medische afdeling heeft. Bovendien is inmiddels een organisatie voor maatschappelijk werk is ingeschakeld om verzoeker bij te staan in het vinden van geschikte woonruimte.
12. Op basis van het voorgaande heeft de burgemeester naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid kunnen overwegen dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb die nopen tot afwijking van de beleidsregels.
Het bestreden besluit zal naar verwachting kunnen standhouden in bezwaar. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek daartoe af.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.