ECLI:NL:RBZWB:2021:3029

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
8964813 CV EXPL 21-109
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek en ambtshalve toetsing van een online koopovereenkomst en kredietovereenkomst met betrekking tot precontractuele informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders, gedaagde heeft aangeklaagd voor betaling op basis van een online koopovereenkomst en een consumentenkredietovereenkomst. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. Eiseres stelt dat zij heeft voldaan aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 6:230m van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen, aangezien zij geen relevante documenten heeft overgelegd die de naleving van deze verplichtingen aantonen.

De kantonrechter heeft verder overwogen dat het verlenen van uitstel van betaling aan gedaagde als een vorm van kredietverstrekking wordt beschouwd. De bepalingen van titel 7:2A BW zijn van toepassing, tenzij er geen rente of onbetekenende kosten in rekening worden gebracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kosten die eiseres in rekening heeft gebracht, meer zijn dan onbetekenend, en dat de kredietovereenkomst niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Eiseres heeft niet aangetoond dat gedaagde op duidelijke wijze is geïnformeerd over de kosten van het krediet en zijn herroepingsrecht.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat eiseres haar wettelijke informatieverplichtingen niet is nagekomen en heeft het voornemen uitgesproken om de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve te vernietigen. De zaak is verwezen naar de rol om eiseres in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie te verstrekken. De verdere beslissing is aangehouden, en de zaak zal op 23 juni 2021 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 8964813 CV EXPL 21-109
vonnis d.d. 26 mei 2021
inzake
[eiseres]
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders te Amersfoort
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de dagvaarding van 30 november 2020 met producties.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Eiseres heeft op de bij dagvaarding omschreven gronden, welke hier als herhaald en ingelast gelden, gevorderd gedaagde te veroordelen tot betaling van het bedrag of de bedragen als nader in de dagvaarding omschreven, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2
Gedaagde is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen en heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht, zodat tegen deze verstek is verleend.
2.3
Eiseres stelt dat de grondslag van de vordering bestaat uit twee overeenkomsten: een online koopovereenkomst en een consumentenkredietovereenkomst, waarbij de kredietsom binnen 14 dagen na ontvangst dient te worden voldaan aan eiseres. Voorts stelt eiseres dat zij en de webwinkel hebben voldaan aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m van het Burgerlijk Wetboek (BW) en verder. Tot slot stelt eiseres dat Titel 2a van boek 7 BW (titel 7:2A BW) niet op de kredietovereenkomst van toepassing is, nu door eiseres geen kosten in rekening worden gebracht voor de service om achteraf te betalen. Hooguit is door webwinkel een kleine vergoeding in rekening gebracht, maar deze vergoeding valt onder de onbetekenende kosten, zoals bedoeld onder artikel 7:58 lid 2 sub e BW.
2.4
De kantonrechter overweegt het volgende.
De online-koopovereenkomst:
2.4.1
Eiseres stelt dat de verkoper aan alle precontractuele en contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan, maar legt daar geen stukken van over. Van eiseres wordt echter verwacht dat zij haar stellingen onderbouwt met bewijsstukken, zoals algemene voorwaarden, de duurzame gegevensdrager en een al dan niet in schermafdrukken vastgelegd verslag van het bestelproces dat de consument doorloopt, waaruit blijkt hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt. Thans kan de kantonrechter dan ook niet controleren of aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen is voldaan.
2.4.2
De kantonrechter is echter van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat gedaagde hierdoor in enig belang is geschaad. Dit geldt vooral omdat een deel van de te verstrekken gegevens in een duurzame drager is gericht aan gedaagde partij. Daarnaast moet er vanuit worden gegaan dat gedaagde partij de gekochte zaak zonder commentaar heeft behouden. Voor het ambtshalve verbinden van een sanctie aan deze schending, ziet de kantonrechter op dit moment dan ook onvoldoende grond. Wel wordt van eiseres verwacht dat zij in de toekomst voornoemde stukken in het geding brengt.
Uitstel van betaling, de kredietovereenkomst:
2.4.3
Het verlenen van een uitstel van betaling aan gedaagde is een vorm van kredietverstrekking. Op deze overeengekomen vorm van kredietverstrekking zijn op grond van artikel 7:58 lid 2 onder e BW de bepalingen van titel 7:2A BW niet van toepassing indien er geen rente of kosten of slechts onbetekenende kosten in rekening worden gebracht.
2.4.4
Het doel van de Richtlijn 2008/48/EG, die aan de bepalingen van titel 7:2A BW ten grondslag ligt, is een hoge bescherming waarborgen voor de consument en om te voorkomen dat kredietgevers zich inlaten met onverantwoorde leningpraktijken. Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen heeft de Uniewetgever in artikel 3, onder g (artikel 7:57 BW ), van de richtlijn consumentenkrediet het begrip “totale kosten van het krediet voor de consument” bijzonder ruim omschreven. Immers, hieronder wordt verstaan: alle kosten die de consument moet maken voor een consumptief krediet, bijvoorbeeld de rente, commissielonen, administratiekosten, vergoedingen voor bemiddelaars en de kosten voor nevendiensten die een consument verplicht in combinatie met het krediet moet afnemen, waaronder verzekeringspremies, bijbehorende assurantiebelasting en de kosten voor betaalmiddelen waarmee kredietopnemingen kunnen worden verricht. Het begrip geen of onbetekenende kosten houdt om diezelfde reden in dat er hooguit sprake kan zijn van een kleine vergoeding.
2.4.5
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat de door de webwinkel in rekening gebrachte vergoeding voor het gebruik van deze betaalmethode onder kosten van het krediet vallen.
2.4.6
Voorts vallen op grond van art. 7:74 [1] sub h BW ook de kosten uit hoofde van het kredietrisico (dat wil zeggen risico van wanbetaling door kredietnemer) onder het begrip kredietvergoeding en zijn derhalve aan te merken als kosten van het krediet. Uit de door eiseres in de dagvaarding geciteerde voorwaarden blijkt dat zij in artikel 2 van haar algemene voorwaarden heeft bedongen dat zij eventuele kosten van betaling of andere kosten in geval van retournering van de door de consument gedane bestelling niet hoeft te restitueren. Voorts heeft zij in artikelen 6.2 en 6.3 van de algemene voorwaarden bij overschrijding van de betalingstermijn administratiekosten bedongen. Deze kosten dienen, gelet op het hiervoor is overwogen, naar het oordeel van de kantonrechter tot de kosten van het krediet te worden gerekend.
2.4.7
Nu eiseres de bedongen kosten in haar voorwaarden niet specificeert en/of er geen minimum of maximum bedrag of percentage van het geleende bedrag is opgenomen, kan zij op grond van deze bedingen in feite ieder bedrag aan kosten bij de consument in rekening brengen. Dit betekent bovendien dat de consument uit de algemene voorwaarden zelf niet kan opmaken met welke mogelijke kosten hij nog kan worden geconfronteerd. Gelet op het voorgaande kan de kantonrechter evenmin op basis van hetgeen partijen overeen zijn gekomen vaststellen of er slechts sprake is van een kleine vergoeding
.Bovendien kunnen er door de webwinkel ook nog kosten voor de door eiseres aangeboden betaalmethode in rekening worden gebracht, maar dit wordt door eiseres onvoldoende toegelicht. Daarmee is geen sprake van de in artikel 7:58 lid 2 onder e BW bedoelde uitzondering.
2.4.8
Bovendien volgt uit de producties bij de dagvaarding dat eiseres totaal € 27,00 (€ 11,00 en € 16,00) aan administratiekosten in rekening heeft gebracht op een krediet van € 104,98 Dat zijn naar het oordeel van de kantonrechter meer dan onbetekenende kosten. Dat deze administratiekosten bij dagvaarding niet worden gevorderd, maakt dat niet anders. De kantonrechter concludeert dan ook dat op grond van artikel 7:58 BW de bepalingen van titel 7:2A BW op deze overeenkomst van toepassing zijn.
2.4.9
De door eiseres toegelichte wijze van contracteren voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de wettelijke vereisten van een kredietovereenkomst. Niet is immers gebleken dat gedaagde voor het sluiten van de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijk wijze is geïnformeerd over de afbetalingstermijn, de kosten van het krediet en zijn herroepingsrecht. Het enkel verplicht aanvinken van een link naar de algemene voorwaarden van eiseres voldoet in ieder geval niet. Voorts voldoet de in het geding gebrachte e-mail met een overzicht van de aankoop en vermelding van Afterpay als betalingswijze ook niet aan de essentiële contractuele informatieverplichtingen van artikel 7:60 BW.
2.4.10
Niet is vervolgens gesteld of gebleken dat eiseres de kredietwaardigheid van gedaagde heeft getoetst. Uit de summiere stellingen van eiseres en de geciteerde algemene voorwaarden blijkt dat er kennelijk een acceptatietoets wordt gedaan. Eiseres licht deze toets niet toe en de productie waarnaar zij verwijst betreft slechts een overzicht van adresgegevens en geboortedatum van gedaagde.
2.4.11
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat eiseres haar wettelijke (pre-)contractuele informatieverplichtingen niet is nagekomen, zodat de kantonrechter voornemens is de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve te vernietigen.
Gevolgen van eventuele vernietiging:
2.4.12
Ingevolge artikel 3:53 jo. 6:203 BW moet gedaagde bij vernietiging van de overeenkomst in beginsel het geleende geld terugbetalen aan eiseres en moet eiseres de reeds betaalde krediet- en vertragingsvergoeding terugbetalen aan gedaagde. Nu onderhavige overeenkomsten een commerciële eenheid betreft kan vernietiging ook gevolgen hebben voor de door gedaagde gesloten koopovereenkomst met de webwinkel. De kantonrechter ziet in dit stadium echter geen aanleiding toepassing te geven aan hetgeen door de Hoge Raad op 5 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:177, is overwogen inzake de vernietiging van de overeenkomst en het oproepen van de bij de koopovereenkomst betrokken partij.
Verdere procedure:
2.5
De zaak zal worden verwezen naar de rol teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen zich bij akte over hetgeen hiervoor is overwogen uit te laten en de genoemde informatie te verschaffen.
2.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de terechtzitting van
woensdag 23 juni 2021 te 09.00 uur, voor het nemen van een akte na tussenvonnis door eiseres zoals bedoeld in overweging sub 2.5;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.M. Koch en in het openbaar uitgesproken op
26 mei 2021.

Voetnoten

1.artikel 1 sub j Wck (oud) Kamerstukken II 1986.87, 19 785, p. 88/89