In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders, gedaagde heeft aangeklaagd voor betaling op basis van een online koopovereenkomst en een consumentenkredietovereenkomst. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. Eiseres stelt dat zij heeft voldaan aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 6:230m van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen, aangezien zij geen relevante documenten heeft overgelegd die de naleving van deze verplichtingen aantonen.
De kantonrechter heeft verder overwogen dat het verlenen van uitstel van betaling aan gedaagde als een vorm van kredietverstrekking wordt beschouwd. De bepalingen van titel 7:2A BW zijn van toepassing, tenzij er geen rente of onbetekenende kosten in rekening worden gebracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kosten die eiseres in rekening heeft gebracht, meer zijn dan onbetekenend, en dat de kredietovereenkomst niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Eiseres heeft niet aangetoond dat gedaagde op duidelijke wijze is geïnformeerd over de kosten van het krediet en zijn herroepingsrecht.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat eiseres haar wettelijke informatieverplichtingen niet is nagekomen en heeft het voornemen uitgesproken om de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve te vernietigen. De zaak is verwezen naar de rol om eiseres in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie te verstrekken. De verdere beslissing is aangehouden, en de zaak zal op 23 juni 2021 opnieuw worden behandeld.