ECLI:NL:RBZWB:2021:2999
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak betreffende naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 15 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende verzocht om een vergoeding van proceskosten. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van de intrekking van het beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant had aangegeven dat proceskosten vergoed konden worden op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de kosten voor juridische bijstand in de beroepsfase vastgesteld op € 534, gebaseerd op het tarief vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor van 1.
De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van kosten in de bezwaarfase, omdat niet was gebleken dat daar tijdig om was verzocht. Daarnaast heeft belanghebbende € 49 aan griffierecht betaald, maar de wet biedt geen mogelijkheid om de heffingsambtenaar te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht in deze procedure. De heffingsambtenaar moet dit echter wel uit zichzelf doen, zoals vermeld in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 534. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener van het verzetschrift kan vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.