ECLI:NL:RBZWB:2021:299

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5713
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis). Eiser ontving sinds 15 september 2009 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Orionis heeft op 17 december 2019 het recht van eiser op bijstand ingetrokken met terugwerkende kracht tot 21 december 2016, omdat eiser niet had gemeld dat hij een bedrijf had opgericht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar Orionis heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 11 december 2020 heeft eiser verklaard dat hij in 2016 met een begeleider van Orionis heeft gesproken over zijn bedrijf en dat hij dit bedrijf heeft geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. Echter, eiser heeft geen bewijs kunnen overleggen ter ondersteuning van zijn stelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn bedrijf niet heeft gemeld bij Orionis, wat in strijd is met de inlichtingenplicht. Hierdoor kon Orionis niet vaststellen of eiser recht had op bijstand.

De rechtbank concludeert dat de intrekking van de bijstandsuitkering door Orionis op juiste gronden heeft plaatsgevonden. Eiser heeft niet aangetoond dat hij recht had op bijstand in de periode waarin hij zijn bedrijf had. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en er geen reden is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5713 PW

uitspraak van 22 januari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. B.H. Vader, advocaat te Oost-Souburg,
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 17 december 2019 (primair besluit) heeft Orionis eisers recht op bijstand vanaf 21 december 2016 ingetrokken en de aan hem verstrekte bijstand over de periode van 21 december 2016 tot 17 december 2019 teruggevorderd tot een bedrag van € 45.324,46 bruto.
In een besluit van 26 maart 2020 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Op 30 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank eisers verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen (zaaknummer 20/5308 PW).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 11 december 2020.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en als tolk in de Engelse taal de heer
B.H.M. van Brunschot. Namens Orionis was [aanwezige verweerder] aanwezig.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser ontving sinds 15 september 2009 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande.
Met ingang van 21 december 2016 staat eiser bij de Kamer van Koophandel ingeschreven met het bedrijf [bedrijfsnaam].
Orionis is een onderzoek gestart naar eisers recht op bijstand. Dat onderzoek heeft geleid tot het primaire besluit en na bezwaar tot het bestreden besluit. In het bestreden besluit stelt
Orionis dat eiser in strijd met de inlichtingenplicht niet heeft gemeld dat hij met ingang van 21 december 2016 een bedrijf heeft, [bedrijfsnaam]. Er is eiser herhaaldelijk gevraagd om een kopie van alle betaal- en spaarrekeningen die hij heeft. Ook is hem gevraagd om een kopie van de volledige administratie van zijn bedrijf alsmede om gegevens van zijn PayPal-rekening, van de Deutsche Kontor Privatbank AG en van Visa. Eiser heeft vervolgens diverse bankafschriften en gegevens overgelegd. Geen gegevens zijn echter overgelegd van de PayPal-rekening en van de Deutsche Kontor Privatbank. Omdat deze gegevens ontbreken kunnen volgens Orionis de handelsactiviteiten van eiser niet in kaart worden gebracht. Orionis stelt als gevolg daarvan het recht op bijstand niet te kunnen vaststellen en is daarom overgegaan tot intrekking en terugvordering van eisers bijstandsuitkering.
2.
Oordeel van de rechtbank
2.1
In dit geschil gaat het allereerst om de vraag of Orionis het recht van eiser op goede gronden heeft ingetrokken per 21 december 2016 vanwege schending van de inlichtingenplicht (artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet).
Vaststaat dat eiser sinds 21 december 2016 een bedrijf heeft, [bedrijfsnaam].
Eiser heeft in beroep tijdens de zitting herhaald dat hij in 2016 met zijn begeleider/coach van Orionis heeft gesproken over zijn bedrijf. Hij heeft dat bedrijf toen ook laten registreren bij de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst, omdat Orionis zei dat dit moest.
Eiser, op wie de bewijslast rust van zijn stelling, heeft deze stelling echter niet verder weten te onderbouwen. Eiser heeft geen naam genoemd van de betreffende begeleider/coach bij Orionis en in het dossier heeft de rechtbank ook geen stukken aangetroffen die een aanknopingspunt zouden kunnen bieden voor zijn stelling. Hoewel de juistheid van eisers stelling niet uitgesloten is, kan de rechtbank juridisch gezien onder deze omstandigheden niet anders dan aan zijn stelling voorbij gaan. De rechtbank moet er in deze procedure daarom van uitgaan dat eiser zijn bedrijf (en de activiteiten die hij daarvoor heeft verricht) niet heeft gemeld bij Orionis. Dat had hij echter wel moeten doen, omdat die activiteiten van invloed kunnen zijn geweest op zijn bijstandsuitkering. Er is dus sprake van schending van de inlichtingenplicht.
2.2
Nu er sprake is van schending van de inlichtingenplicht levert dat een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre eiser in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat hij over de desbetreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad, indien hij destijds wel aan de inlichtingenplicht zou hebben voldaan (zie bijvoorbeeld de recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2949, overweging 4.9).
Eiser is daarin niet geslaagd. Hij heeft geen gegevens overgelegd van zijn PayPal-rekening en van de Deutsche Kontor Privatbank. Omdat deze gegevens ontbreken kunnen volgens Orionis de handelsactiviteiten van eiser niet in kaart worden gebracht. De rechtbank kan Orionis in dat standpunt volgen. Zonder de gegevens van de PayPal-rekening en de Deutsche Kontor Privatbank is Orionis naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet in staat om het recht op bijstand van eiser vast te stellen. Ten minste die gegevens had eiser naar het oordeel van de rechtbank dus eveneens moeten overleggen. Het feit dat hij daartoe niet meer in staat was/is, omdat hij die rekeningen niet meer heeft, zoals eiser tijdens de zitting heeft aangevoerd, komt juridisch gezien voor zijn rekening en risico.
2.3
De conclusie van het bovenstaande is dat Orionis op juiste gronden het recht van eiser op een bijstandsuitkering heeft ingetrokken op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet.
2.4
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet was Orionis gehouden de ten onrechte aan eiser verstrekte uitkering terug te vorderen. Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
2.5
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 22 januari 2021 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.