ECLI:NL:RBZWB:2021:2968

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9276 en 20_9277
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een onherroepelijke uitspraak inzake belastingaftrekken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot herziening van een eerdere onherroepelijke uitspraak. Het verzoek is ingediend door de belanghebbende, die woonachtig is in [woonplaats]. De rechtbank heeft op 4 mei 2021 een zitting gehouden, maar zowel de belanghebbende als de inspecteur zijn niet verschenen. De belanghebbende verzocht om herziening van de uitspraak van 2 september 2020, waarin werd geoordeeld dat hij geen recht had op aftrek van onderhoudsverplichtingen aan zijn ex-partner en specifieke zorgkosten voor de jaren 2015 en 2016. De rechtbank heeft het verzoek om herziening afgewezen, omdat de belanghebbende niet kon aantonen dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet kon dienen om processuele misslagen te herstellen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 20/9276 en 20/9277
Uitspraak van 15 juni 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak van
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende.
Betreft
Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:119 van de Awb om de onherroepelijke uitspraak van de rechtbank van 2 september 2020, zaaknummers 19/1764 en 20/252 te herzien.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2021 te Breda. Belanghebbende en de inspecteur zijn, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.

1.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om herziening af.

2.Gronden

Wettelijk kader
2.1.
In artikel 8:119 van de Awb is – voor zover van belang – het volgende bepaald.
“1. De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
(…)”
Het verzoek
2.2.
De uitspraak waarvan herziening wordt verzocht heeft, kort gezegd, betrekking op de vraag of belanghebbende in de jaren 2015 en 2016 recht heeft op aftrek van onderhoudsverplichtingen voldaan aan zijn ex-partner en of in die jaren recht bestaat op aftrek van specifieke zorgkosten. De rechtbank heeft in de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht geoordeeld dat geen recht op aftrek bestaat en de beroepen ongegrond verklaard. In de uitspraak is verder overwogen dat belanghebbende op de zitting van 19 augustus 2020 niet is verschenen. Ook is overwogen dat belanghebbende op 25 augustus 2020 – dus na de zitting– met de rechtbank heeft gebeld en heeft gevraagd wanneer de zitting was. Nadat de medewerker van de rechtbank hem had medegedeeld dat de zitting al had plaatsgevonden, heeft belanghebbende gemeld de uitnodiging niet ontvangen te hebben en het te betreuren dat de zitting al had plaatsgevonden zonder hem. De rechtbank heeft daarin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen en een nieuwe zitting te houden. Belanghebbende heeft daarop de rechtbank verzocht alsnog een zitting te houden. De rechtbank heeft dit verzoek opgevat als een hoger beroep en doorgestuurd aan het bevoegde gerechtshof. Echter, belanghebbende heeft het gerechtshof te kennen gegeven niet in hoger beroep te willen maar alsnog een zitting te wensen omdat hij geen slachtoffer mag worden van de fouten van de rechtbank. De rechtbank heeft dit opgevat als een verzoek tot herziening.
Beoordeling van het verzoek
2.3.
Op verzoek van een partij kan een onherroepelijk geworden uitspraak worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden voor de uitspraak, bij de indiener van het verzoekschrift voor de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn en waren zij bij de rechter eerder bekend geweest tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. [1] De last om dergelijke feiten of omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken, rust op belanghebbende. Het rechtsmiddel kan niet worden gebruikt voor het herstellen van processuele misslagen. [2]
2.4.
Belanghebbende verzoekt om herziening van de uitspraak van deze rechtbank zodat hij zijn beroep tijdens een zitting bij de rechtbank mondeling kan toelichten. De uitspraak is gedaan, aldus belanghebbende, op grond van verklaringen zijdens de belastingdienst gedurende de zitting waarvoor hij niet uitgenodigd was.
2.5.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de door belanghebbende gestelde omstandigheden, waarbij de rechtbank uitdrukkelijk in het midden laat of de uitnodiging voor de zitting op de juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden, geen grond zijn voor herziening. Ook in hetgeen belanghebbende voor het inhoudelijke geschil heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de uitspraak te herzien. De rechtbank heeft daarom het verzoek afgewezen.
2.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 15 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
De griffier is verhinderd de uitspraak te tekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 8:119, lid 1, van de Awb.
2.Kamerstukken II 1996/97, 25 175, nr. 3, p. 18-19.