In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) en inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die hem waren opgelegd, waarbij de inspecteur een bijdrage-inkomen van € 44.000 en een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.052 had vastgesteld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 10 maart 2021 gehouden, waarbij de belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de aanslag Zvw en de beschikking belastingrente vernietigd, en de belastingrente bij de aanslag IB/PVV verminderd naar € 1.177. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht geen rekening heeft gehouden met verrekenbare loonheffingen, omdat er geen loonheffingen waren afgedragen. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op zelfstandigenaftrek, omdat hij niet kon aantonen dat hij aan het urencriterium voldeed. De rechtbank heeft de aanslag IB/PVV in stand gelaten, maar de belastingrente verlaagd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen.