Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Motivering
- het jaar 2005 (zaaknummer 18/4097);
- het jaar 2006 (zaaknummer 18/4698).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen een Duitse belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting voor de jaren 2005 en 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende, die zich beroept op het Unierecht, niet heeft aangetoond dat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (fbi) en dat zij niet heeft ingestemd met een vervangende betaling zoals voorgesteld door de Hoge Raad. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de belanghebbende met betrekking tot het belastingverdrag met Duitsland beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat er onvoldoende feiten zijn gepresenteerd om dit standpunt te onderbouwen. Aangezien er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat, heeft de rechtbank ook het verzoek om vergoeding van rente afgewezen. De beroepen zijn kennelijk ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn aangetekend op de hoogte gesteld van de beslissing.