ECLI:NL:RBZWB:2021:2734

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7252
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrondverklaring van bezwaarschrift inzake belastingaanslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De belanghebbende had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 3 november 2020, waarin haar beroep ongegrond was verklaard wegens het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van de belanghebbende, gedateerd op 16 april 2020, na de wettelijke bezwaartermijn van zes weken was ingediend. De termijn eindigde op 1 april 2020, en de rechtbank oordeelde dat de indiening van het bezwaarschrift niet tijdig was, waardoor het niet-ontvankelijk werd verklaard.

De belanghebbende voerde aan dat er vanwege de coronacrisis compassie zou moeten zijn en dat haar beroep vereenvoudigd behandeld was zonder dat er ter zitting een uitspraak was gedaan. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de bestreden uitspraak juist was. De rechtbank benadrukte dat de veronderstelling van de belanghebbende over een verlenging van de bezwaartermijn niet terecht was en dat er geen aanwijzingen waren dat de termijn was verlengd.

De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/7252
uitspraak van 4 juni 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 3 november 2020, verzonden op 11 november 2020.

1.Behandeling van het verzet

1.1.
Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd zaaknummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard, op grond van het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift, en heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing van de heffingsambtenaar.
1.2.
Bij brief van 17 november 2020, ontvangen bij de rechtbank op 18 november 2020, heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.
1.3.
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 25 maart 2021 aan belanghebbende op het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu voormelde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit de informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 26 maart 2021 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden. De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 23 april 2021 in Breda, alwaar niemand is verschenen.
1.4.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2.Feiten en de gronden van het verzet

2.1.
Het door belanghebbende bestreden aanslag-/beschikkingsbiljet, genummerd [nummer] , is gedagtekend 19 februari 2020.
2.2.
Het bezwaarschrift van belanghebbende is gedagtekend op 16 april 2020 en is op dezelfde dag ontvangen door de heffingsambtenaar.
2.3.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
2.4.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de rechtbank is het beroep van belanghebbende tegen de eerder genoemde uitspraak ongegrond verklaard en heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing van de heffingsambtenaar.
2.5.
De gronden waarop belanghebbende haar verzet baseert staan vermeld in het verzetschrift.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken. De bezwaartermijn eindigde in het onderhavige geval op 1 april 2020.
3.2.
Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 Awb).
3.3.
Het op 16 april 2020 bij de heffingsambtenaar per e-mail ingekomen bezwaarschrift is na het verstrijken van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken ingediend. Het bezwaarschrift is daarom niet tijdig ingediend.
3.4.
De bezwaartermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
3.5.
Belanghebbende heeft in haar beroepschrift en in haar verzetschrift aangevoerd dat er in verband met de huidige coronacrisis aan velen compassie wordt getoond of uitstel wordt verleend, maar dat de heffingsambtenaar daar in haar geval volledig aan voorbij gaat. Daarnaast klaagt belanghebbende over dat haar beroep vereenvoudigd behandeld is zonder dat er ter zitting een uitspraak is gedaan en geeft zij aan haar verzet graag mondeling te willen toelichten op een zitting.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat de bestreden uitspraak juist is. De onjuiste veronderstelling van belanghebbende dat er vanwege de coronacrisis sprake zou zijn van een langere bezwaartermijn, komt voor haar rekening en risico. Er is niets gesteld of gebleken waar belanghebbende vertrouwen aan had mogen ontlenen dat de bezwaartermijn verlengd zou zijn. De enkele stelling dat er diverse regelingen zijn vanwege corona, maakt dat niet anders, nu niet aannemelijk is dat die zien op verlenging van de bezwaarperiode of coulant beleid bij de toepassing van termijnen.
3.7.
Met betrekking tot de klacht over de vereenvoudigde behandeling overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 8:54 Awb kan de rechter besluiten om een zaak vereenvoudigd te behandelen indien de rechter kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. In de bestreden uitspraak is naar het oordeel van de rechtbank terecht geoordeeld dat daarvan sprake is (zie hiervoor). Met betrekking tot de grief van belanghebbende dat niet ter zitting uitspraak is gedaan overweegt de rechtbank als volgt. Ter zake van het doen van uitspraak zijn naar het oordeel van de rechtbank de daarvoor (thans) geldende formaliteiten in acht genomen. De uitspraak is aan belanghebbende toegezonden, zoals dat gebruikelijk is in elke fiscale beroepsprocedure (dus ook in zaken die niet vereenvoudigd zijn afgedaan). Belanghebbende heeft kennis kunnen nemen van de uitspraak en tijdig verzet aangetekend. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren. Dit betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.
3.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 4 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.