ECLI:NL:RBZWB:2021:2728

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3917
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door belanghebbende in Vlissingen

In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen, die op 16 juli 2019 een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd. De naheffingsaanslag van € 64,20 was opgelegd omdat de belanghebbende op 21 maart 2019 om 10:08 uur geparkeerd stond op een locatie waar parkeerbelasting verschuldigd was, zonder een geldig parkeerkaartje uit de automaat te hebben gehaald. De belanghebbende stelde dat de borden niet duidelijk waren en dat het niet veilig was om de borden goed te lezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 april 2021 in Middelburg, waar de belanghebbende aanwezig was, evenals vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht had opgelegd. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende was om zich voorafgaand aan het parkeren op de hoogte te stellen van de lokale parkeerregels. De rechtbank concludeerde dat de informatie op de borden en parkeerautomaten voldoende duidelijk was en dat de belanghebbende niet had voldaan aan de verplichting om een parkeerkaartje te halen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 1 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
locatie Breda
zaaknummer BRE 19/3917
uitspraak van 1 juni 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , te [woonplaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 16 juli 2019 (bestreden besluit) van de heffingsambtenaar over de naheffingsaanslag parkeerbelasting 2019.
Het beroep is behandeld op zitting in Middelburg op 23 april 2021. Belanghebbende was daarbij aanwezig. Namens de heffingsambtenaar was daarbij aanwezig [verweerder 1] en [verweerder 2] .

Overwegingen

1. Feiten
Op 21 maart 2019 (10:08 uur) heeft een parkeercontroleur van de gemeente Vlissingen geconstateerd dat het voertuig met kenteken [kenteken] geparkeerd stond op [locatie] en dat niet was voldaan aan de verplichting tot het betalen van parkeerbelasting. Gelet daarop heeft de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag parkeerbelasting 2019 opgelegd aan belanghebbende (€ 64,20).
Belanghebbende heeft daar op 14 mei 2018 bezwaar tegen gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft dat bezwaar bij bestreden besluit ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daar 25 juli 2019 beroep tegen ingesteld.

2. Gronden

Belanghebbende heeft aangevoerd dat niet duidelijk met borden staat aangeven dat parkeerbelasting betaald moet worden voor [locatie] en dat niet duidelijk staat aangegeven dat de eerste drie uur alleen gratis mag worden geparkeerd wanneer een kaartje uit de automaat wordt gehaald. Het symbool voor ‘betaald parkeren’ is totaal vervaagd en slechts in kleine letters staat aangegeven op borden dat een kaartje uit de automaat moet worden gehaald. Omdat het niet veilig is om met een voertuig stil te staan op de weg, kunnen de borden ook niet goed gelezen worden bij het betreden van de parkeerplaats. In de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen Vlissingen 2019 (hierna: parkeerverordening) staat niets opgenomen over deze afwijkende vorm van parkeerheffingen. Ook op de website van de gemeente Vlissingen staat daar niets over vermeld. Het opleggen van de naheffingsaanslag is in strijd met de belastingwet, omdat het parkeren gratis was. Volgens belanghebbende kon het voor de heffingsambtenaar duidelijk zijn dat hij daar nog geen drie uur geparkeerd stond. Omdat de periode voor het gratis parkeren aanvangt om 09:00 uur, kan van 09:00 tot 12:00 uur altijd gratis geparkeerd worden. In die periode kunnen auto’s er nooit langer dan 3 uur staan. Het voertuig van belanghebbende werd om 10:00 uur aangetroffen. Daar heeft belanghebbende aan toegevoegd dat de gemeente onbehoorlijk handelt, door te controleren of parkeerbelasting is betaald in de periode van 09:00 tot 12:00.

3. Wettelijk kader

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

4. Beoordeling

4.1
Belanghebbende heeft zijn auto op 21 maart 2019 geparkeerd in Vlissingen op [locatie] . In de Parkeerverordening is deze plaats aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1] Op dat parkeerterrein geldt op grond van de Parkeerverordening voor het parkeren in de periode van 1 november tot en met 31 maart van maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot 18.00 uur een tarief per uur van € 1,50. In afwijking daarvan bedraagt het tarief op de parkeerplaats gelegen aan de [locatie] € 0,00 voor de eerste drie uur parkeren, mits een geldig parkeerkaartje uit de parkeerautomaat is getrokken. [2]
4.2
Tijdens een controle (omstreeks 10:08 uur) is geconstateerd dat belanghebbende geen parkeerbelasting heeft betaald en ook geen parkeerkaartje uit de automaat heeft gehaald. Gelet daarop is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 1,50, verhoogd met € 62,70 wegens kosten van de naheffing.
4.3
In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht heeft opgelegd aan belanghebbende.
4.5
De rechtbank stelt voorop dat op belanghebbende een onderzoeksplicht rust om zich voorafgaand aan het parkeren op de hoogte te stellen van de plaatselijke voorschriften met betrekking tot parkeren. Voor belanghebbende had het duidelijk kunnen zijn dat parkeerbelasting moest worden betaald voor het parkeren op [locatie] en dat de eerste drie uur gratis geparkeerd mocht worden onder de voorwaarde dat een parkeerkaartje uit de automaat zou worden gehaald. [3] In de Parkeerverordening en de daarbij behorende tarieventabel staat duidelijk dat het tarief voor de parkeerbelasting de eerste drie uur 0,00 is,
mitseen geldig parkeerkaartje uit de parkeerautomaat is getrokken. Ook ter plaatse was dit voldoende kenbaar. Uit de door belanghebbende en de heffingsambtenaar overgelegde foto’s blijkt namelijk dat bij de toegang tot het parkeerterrein een bord is geplaatst, waarop het teken van betaald parkeren staat afgebeeld. Daaronder staat ‘1e 3 uur GRATIS parkeren’ en daar onder staat ‘wel kaartje halen bij parkeerautomaat’. Als dat bord voor belanghebbende niet leesbaar was op het moment dat hij het parkeerterrein opreed, had hij naar het bord toe kunnen lopen om te lezen wat er op stond. Daarnaast stond deze parkeerregeling ook op de parkeerautomaten op het parkeerterrein vermeld en blijkt uit de door de heffingsambtenaar overgelegde foto’s dat op het terrein verschillende borden staan met: ‘u heeft toch wel een parkeerkaartje in de auto?’.
4.6
Dat belanghebbende stelt dat zijn voertuig om 10:00 uur is aangetroffen, terwijl het ‘betaald parkeren’ vanaf 09:00 uur in ging en hij dus nooit meer dan drie uur kan hebben geparkeerd, maakt die conclusie niet anders. Het drie uur gratis parkeren geldt op grond van de Parkeerverordening immers alleen onder de voorwaarde dat een parkeerkaartje uit de automaat is getrokken. Het controleren of in die periode een kaartje uit de parkeerautomaat is gehaald, kan daarom ook niet worden aangemerkt als onbehoorlijk handelen van de heffingsambtenaar.
5. Conclusie
5.1
Belanghebbende heeft zijn auto geparkeerd op een plaats en tijdstip waar de eerste drie uur gratis mag worden geparkeerd onder de voorwaarde dat een parkeerkaartje uit de automaat wordt gehaald. Uit het voorgaande blijkt dat belanghebbende niet aan die verplichting heeft voldaan. De heffingsambtenaar was daarom bevoegd om een naheffingsaanslag op te leggen.
5.2
Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier op 1 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Wettelijk kader

Gemeentewet (Gmw)
Artikel 225, eerste lid, onder a, van de Gmw
In het kader van de parkeerregulering kan de volgende belasting worden geheven: een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
Artikel 225, tweede lid, van de Gmw
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder parkeren verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen Vlissingen 2019
Artikel 1, onder a, van de Parkeerverordening
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘parkeren’: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen en weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Artikel 2 van de Parkeerverordening (belastbaar feit)Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:
een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
Artikel 4 van de Parkeerverordening (maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak)
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 6, eerste lid, van de Parkeerverordening (wijze van heffing en termijn van betaling)
De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren op parkeer-apparatuurplaatsen wordt geheven door voldoening op aangifte en moet worden betaald bij aanvang van het parkeren.
In afwijking van het hierboven bepaalde moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het inloggen op het centrale register via een telefoon.
Tarieventabel
[Tarieventabel]
Besluit tot aanwijzing plaatsen betaald parkeren
Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen besluiten aan te wijzen als plaatsen waarop voor het parkeren een belasting is verschuldigd volgens artikel 8 van de Verordening parkeerbelastingen 2010, zoals weergegeven op de bij dit besluit behorende tabel.
In het tabel staat: [locatie] , [locatie]

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Parkeerverordening in samenhang met het Besluit tot aanwijzing plaatsen betaald parkeren.
2.Artikel 4 van de Parkeerverordening in samenhang met het daarbij behorende tarieventabel.
3.Vergelijk met de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2015:388.