Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Motivering
2.Beslissing
P. van der Hoeven, griffier, op 1 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 1 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij de belanghebbende, domicilie kiezend te Den Haag, een beroepschrift had ingediend tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019. De belanghebbende was griffierecht verschuldigd van € 49,00, waarvoor hij door de griffier schriftelijk was geïnformeerd. In een aangetekende brief van 11 maart 2021 werd de belanghebbende nogmaals gewezen op de verplichting om het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van de brief over te maken op de aangegeven bankrekening. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is ontvangen, ondanks dat de brief volgens Track&Trace van PostNL op het bekende adres van de belanghebbende is afgeleverd.
Gelet op het feit dat het griffierecht niet is voldaan, heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener kan verzoeken om in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.