In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Dongen. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester om zijn woning voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er op 4 februari 2020 een grote hoeveelheid harddrugs in zijn woning was aangetroffen. De verzoeker stelt dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren en dat hij niet handelt in drugs. Tijdens de zitting op 13 januari 2021 heeft de verzoeker zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester vertegenwoordigd was door twee personen.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de hoeveelheid harddrugs die was aangetroffen, die ver boven de gedoogde gebruikershoeveelheid lag. De verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat de drugs voor eigen gebruik waren en zijn verklaringen werden niet geloofwaardig geacht. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot sluiting van de woning, waarbij het algemeen belang van de openbare orde zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van de verzoeker. Het beroep van de verzoeker is ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen.