ECLI:NL:RBZWB:2021:2482

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
C/02/385190 / JE RK 21-922 en C/02/385227 / JE RK 21-930
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige en beoordeling van opvoedsituatie

Op 7 mei 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenbeschikking gegeven in de zaken van een minderjarige, die onder toezicht is gesteld van Stichting Intervence. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd, na een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de minderjarige uit huis te plaatsen. De minderjarige, geboren in 2007, heeft zorgwekkend gedrag vertoond, waaronder automutilatie en suïcidegedachten. De kinderrechter heeft de GI verzocht om binnen vier weken een update te geven over de situatie van de minderjarige en de mogelijkheden voor terugplaatsing bij de moeder. De moeder heeft aangegeven dat zij de minderjarige rust en regelmaat kan bieden, maar er zijn zorgen over haar opvoedcapaciteiten en de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om een passende plek voor de minderjarige te vinden en dat er gewerkt moet worden aan de omgang met de moeder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een vervolgzitting gepland op 4 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers: C/02/385190 / JE RK 21-922
C/02/385227 / JE RK 21-930
Datum uitspraak: 7 mei 2021
(nadere) beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van

STICHTING INTERVENCE,

locatie Middelburg, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 te [woonplaats],

hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige], voornoemd,

[belanghebbende 1],

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres in België,
advocaat: mr. A.I. Cambier te Axel,

[belanghebbende 2],

hierna te noemen: de vader,
wonende te Terneuzen.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 30 april 2021 en alle daarin genoemde stukken;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 29 april 2021, ingekomen bij de griffie op 29 april 2021.
Op 7 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige], die apart is gehoord;
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de GI.
Niet verschenen zijn:
- de vader;
- mr. Cambier.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 21 januari 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Intervence met ingang van 21 januari 2021 en tot 21 januari 2022. Tevens is er een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere gezaghebbende ouder, te weten de vader, voor de duur van 12 maanden, met ingang van 21 januari 2021 tot 21 januari 2022.
Bij beschikking van 16 april 2021 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie jeugdhulpaanbieder (crisisgroep [naam]) met ingang van 16 april 2021 en tot 30 april 2021.
Bij beschikking van 30 april 2021 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie jeugdhulpaanbieder (crisisgroep [naam]) met ingang van 30 april 2021 en tot 14 mei 2021.

Het verzoek

JE RK 21-922
De GI verzoekt met spoed [minderjarige] uit huis te plaatsen voor de duur van twee weken in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
JE RK 21-930
De GI verzoekt [minderjarige] uit huis te plaatsen voor de periode van 30 april 2021 en tot 30 juli 2021 in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI handhaaft de verzoeken. [minderjarige] verblijft momenteel bij crisisgroep [naam], omdat ze is weggelopen bij de oma vaderszijde waar ze voor een time-out verbleef. Ze vertoonde zorgelijk gedrag; ze heeft geautomutileerd en spreekt uit dat ze suïcidegedachten heeft en in het verleden suïcidepogingen gedaan heeft. De insteek van het verblijf bij De Loopplank is om [minderjarige] een plek te bieden tot het moment dat ze terecht kan op een woongroep. Er is aan gedacht om [minderjarige] ter overbrugging in een pleeggezin of in een gezinshuis te plaatsen, maar dit is niet wenselijk omdat de kans aanwezig is dat [minderjarige] zich gaat hier gaat hechten. De vader heeft geen draagkracht, waardoor [minderjarige] niet meer bij hem kan wonen. Ook wil [minderjarige] dit zelf niet meer. Tevens is wonen bij de oma vaderszijde geen optie meer, omdat ook zij niet voldoende draagkracht heeft. Hiernaast kan [minderjarige] op dit moment niet naar de moeder, omdat er geen zicht is op de opvoedsituatie en de opvoedcapaciteiten bij en van de moeder. Een machtiging uithuisplaatsing is voor drie maanden noodzakelijk, zodat er in deze tijd een beeld gecreëerd kan worden van zowel de opvoedsituatie als de opvoedcapaciteiten bij en van de moeder en deze waar nodig te versterken. Inmiddels is IPT bij de moeder gestart en zijn er contactmomenten geweest tussen de moeder en [minderjarige]. Dit is goed verlopen. Er dient bij de moeder onder andere aandacht te zijn voor haar somatische klachten, haar financiële situatie en haar persoonlijke problematiek. Hiernaast zal er moeten worden bekeken of en hoe het contact tussen de vader en [minderjarige] moet worden opgebouwd. In januari 2021 kwam [minderjarige] klem te zitten tussen de vader en de moeder. Het is belangrijk om te voorkomen dat dit opnieuw gebeurt.
De moeder brengt naar voren dat de GI nalatig is geweest. De gezinsmanager belooft dingen, maar komt ze niet na. Ze ziet hier dan ook graag verbetering in. De moeder stelt dat [minderjarige] rust en regelmaat nodig heeft en dat zij dit haar kan bieden. De moeder heeft een netwerk om zich geen gecreëerd. Ze heeft een medisch psychotherapeut en als [minderjarige] bij de moeder komt wonen, kan ook [minderjarige] bij haar terecht. Tevens heeft de moeder een school voor [minderjarige] geregeld. Ze hoopt dat [minderjarige] bij haar kan komen wonen.
In een apart gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] naar voren gebracht dat ze graag bij de moeder wil wonen. Ze is hier een dag geweest en dat ging heel goed. [minderjarige] voelt zich rustig bij de moeder. Ze wil niet meer bij de vader wonen, omdat hij zich bezighoudt met illegale praktijken en omdat hij haar en de moeder mishandeld heeft. Ze wil de vader nooit meer zien en heeft hulpverlening nodig om zich beter te voelen.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
JE RK 21-922
Bij beschikking van 30 april heeft de kinderrechter [minderjarige] uit huis geplaatst voor de duur van twee weken, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De belanghebbenden zijn heden gehoord en er zijn geen nieuwe feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven tot een ander oordeel ten aanzien van de spoedbeslissing.
JE RK 21-930
Voor wat betreft het reguliere verzoek tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter het volgende. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] de vader niet meer wil zien en hier niet kan wonen, omdat de draagkracht van de vader niet voldoende is. Ook de draagkracht van de oma vaderszijde is niet voldoende, wat maakt dat [minderjarige] ook hier niet terecht kan. Omdat er nog geen zicht is op de opvoedsituatie en de opvoedcapaciteiten van de moeder, kan [minderjarige] op dit moment (nog) niet wonen bij de moeder. Momenteel zit [minderjarige] op een plek zit die alleen ter overbrugging dient en mede gelet op haar leeftijd en persoon ongeschikt moet worden geacht voor langdurig verblijf. Het is in het belang van [minderjarige] dat er zo snel mogelijk een andere plek voor haar wordt gevonden. De stelling van de GI dat een plaatsing ter overbrugging in een pleeggezin of in een gezinshuis niet wenselijk zou zijn omdat de kans aanwezig is dat [minderjarige] zich gaat hier gaat hechten, vindt de kinderrechter onbegrijpelijk.
De kinderrechter zal de machtiging dan ook toewijzen voor vier weken en zal het overige deel aanhouden tot de mondelinge behandeling van 4 juni 2021 te 9:30 uur. De kinderrechter verwacht van de GI dat er, binnen deze vier weken, aan de volgende punten wordt gewerkt:
- de opvoedsituatie en de opvoedcapaciteiten van de moeder moeten in kaart worden gebracht en waar nodig moet de opvoedsituatie en/of moeten de opvoedcapaciteiten van de moeder versterkt worden. De moeder moet duidelijkheid krijgen over wat er van haar in dit kader wordt verwacht;
- er moet met spoed worden bekeken of er een meer passende plek is voor [minderjarige] waar ze eventueel ook na 4 juni 2021 kan verblijven. Hierbij is het is van belang dat [minderjarige] niet te vaak verhuist;
- er moet gewerkt worden aan een wekelijkse omgang met de moeder. Voor 4 juni 2021 dient [minderjarige] ten minste één nacht bij de moeder te hebben overnacht;
- er moet gekeken worden naar de begeleiding van [minderjarige] in de Loopplank. [minderjarige] geeft namelijk aan dat ze stress heeft en dat ze slecht slaapt. Dit moet binnen een week worden opgelost.
- er moet iemand voor [minderjarige] beschikbaar komen waar ze te allen tijde bij terecht kan, zoals een mentor, ook in de volgende fasen van hulpverlening.
De kinderrechter verwacht van de GI dat hij uiterlijk drie werkdagen voor de mondelinge behandeling van 4 juni 2021 een update aan de rechtbank geeft met betrekking tot bovenstaande punten en wat het standpunt is ten aanzien van een terug thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder (crisisgroep [naam]) met ingang van 14 mei 2021 en tot 11 juni 2021;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het resterende deel van het verzoek aan tot de zitting van
4 juni 2021 te 9:30 uur, welke zitting wordt gehouden bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder en haar advocaat en de vader.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2021 door mr. B.J. Duinhof, mr. B.J. Duinhof, in tegenwoordigheid van drs. T. Swint, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 19 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.