Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2021 in de zaak tussen
[eiser1] en [eiser2] , te [plaatsnaam] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Hoewel het bijgebouw (...) zich niet bevindt achter de woning van vergunninghouder is er in optiek van de Vcab onveranderd sprake van een achtererfgebied nu het bestaande bijgebouw zich bevindt achter de woning van bezwaarmakers, als zodanig al in gebruik is en op deze locatie dezelfde bestemming geldend is als van toepassing voor het hoofdgebouw. (...)’.
uitbreiding daarvan”), ook betrekking op uitbreiding van een bijbehorend bouwwerk. Het stelt dus geen voorwaarden aan het bouwvolume. De vraag of het bouwvolume is vergroot is daarom niet van belang voor de beantwoording van de vraag of het tuinhuisje vergunningsvrij tot bed & breakfast mocht worden verbouwd. Daarom zal de rechtbank de argumenten van over het bouwvolume buiten beschouwing laten.
bestaand (in relatie tot bebouwing)’ wordt verstaan: aanwezige legale dan wel vergunde bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van het (ontwerp) bestemmingsplan.
legalebebouwing. Ter zitting kon het college niet aangeven of het tuinhuisje ten tijde van de ter inzage legging van bestemmingsplan [bestemmingsplan] legaal aanwezig was, of dat daaraan – zoals eisers stellen – in de weg staat dat het tuinhuisje destijds zonder omgevingsvergunning op agrarische grond is gebouwd. Het college voert weliswaar aan dat het tuinhuisje door wijziging van de bestemming alsnog is gelegaliseerd, maar dit is niet het criterium waaraan dient te worden getoetst volgens de definitie van bestaande bebouwing in de planvoorschriften. Anders gezegd, de omstandigheid dat het tuinhuisje alsnog gelegaliseerd is door de gewijzigde bestemming maakt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet dat sprake is van bestaande bebouwing in de zin van artikel 1.25 van de planvoorschriften. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte nagelaten te onderzoeken of het tuinhuisje destijds is gebouwd in strijd met de bestemming, of daarvoor een omgevingsvergunning is verleend en wat dat betekent voor de verlening van de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning. De verwijzing van het college naar het overgangsrecht leidt niet tot een ander oordeel nu in artikel 33.3 van de planvoorschriften is bepaald dat het overgangsrecht niet van toepassing is op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan. Aan het bestreden besluit kleeft dus een motiveringsgebrek en er is sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
€ 534,00 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.068,00.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Wettelijk kader
artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening, met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking en in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:
artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag, en