Op 12 mei 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. B. Vermeirssen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 26 november 2019, waarin het college een handhavingsverzoek van eisers afwees. De zaak werd behandeld op zitting in Middelburg op 31 maart 2021. Tijdens de zitting was eiser [naam eiser 1] aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger college]. De derde partij, die ook betrokken was, verscheen niet.
Eisers hebben in hun beroep aangevoerd dat het college ten onrechte heeft besloten om geen maatwerkvoorschrift op te leggen voor de exploitatie van een café, dat geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit overschreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geluidsmeting van 15 op 16 september 2018 aantoonde dat de geluidsnormen werden overschreden. Het college had eerder handhavingsverzoeken van eisers afgewezen, maar na nieuwe feiten heeft het college een gewijzigd besluit genomen, waarbij het handhavingsverzoek gedeeltelijk werd toegewezen.
De rechtbank oordeelde dat eisers nog steeds procesbelang hadden, omdat maatwerkvoorschriften ook voor toekomstige huurders van het pand zouden gelden. De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om geen maatwerkvoorschrift voor een dubbele deur op te leggen, omdat de reeds opgelegde maatwerkvoorschriften voldoende waren om geluidsoverlast te voorkomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en droeg het college op het griffierecht aan eisers te vergoeden, evenals de proceskosten van € 1.068,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 12 mei 2021.