ECLI:NL:RBZWB:2021:2439

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1364
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag Wmo-maatwerkvoorziening

Op 12 mei 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en besloten dat een zitting niet nodig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 7 oktober 2020 een formulier had ingediend, maar dat dit door het college als een melding was aangemerkt en niet als een aanvraag. De rechtbank heeft de wettelijke systematiek van de Wmo 2015 uiteengezet, waarin staat dat een cliënt eerst een melding moet doen voordat een aanvraag kan worden ingediend. De rechtbank concludeert dat de aanvraag pas op 21 februari 2021 geldig was, waardoor de beslistermijn pas op dat moment begon te lopen.

Omdat er geen geldige ingebrekestelling was gedaan voordat het beroep werd ingesteld, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1364 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: [naam gemachtigde eiser] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 19 dan wel 20 maart 2021 (ontvangen door de rechtbank op 22 maart 2021) beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag inzake de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder
onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft op 5 oktober 2020 een aanvraagformulier ingevuld voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een scootmobiel. Dit formulier is op 7 oktober 2020 ontvangen door het college. Het college heeft dit formulier aangemerkt als een melding om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening.
Het college heeft onderzoek gedaan naar de aanspraken van eiser op een maatwerkvoorziening. Dit onderzoek heeft bestaan uit een overleg op het stadskantoor op 6 januari 2021, een huisbezoek op 13 januari 2021 en een rijvaardigheidstest op de scootmobiel op 2 februari 2021. Het onderzoeksverslag is aan eiser gestuurd en aan hem is meegedeeld dat hij een aanvraag kan indienen. Een aanvraagformulier is meegestuurd
.
Met de mail van 18 februari 2021 heeft [naam gemachtigde eiser] zich bij het college gesteld als gemachtigde van eiser. Bij mail van 21 februari 2021 zijn vervolgens een kopie van het aanvraagformulier, gedateerd 19 november 2020 en een formulier dwangsom, ook gedateerd 19 november 2020 toegezonden
.
Het college heeft aanleiding gezien om onderzoek te doen naar de datering van het aanvraagformulier. Het college heeft gerapporteerd dat er niet eerder dan op 7 januari 2021 een aanvraagformulier door het college is aangemaakt en dat dit formulier op 18 februari 2021 aan eiser is verzonden. Het college heeft hieruit geconcludeerd dat de datering van de aanvraag niet juist kan zijn.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen aanvraag heeft gedaan voor een maatwerkvoorziening. Daarom is er ook geen sprake van overschrijding van de beslistermijn.
4. Uit de wettelijke systematiek van de Wmo 2015 volgt dat een cliënt in eerste instantie bij het college een melding doet van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, waarna het college binnen zes weken een onderzoek uitvoert en aan de cliënt of diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt. Als het onderzoek is afgerond en het college daarin geen aanleiding heeft gezien om (ambtshalve) een maatwerkvoorziening te verstrekken, kan de cliënt een aanvraag om een maatwerkvoorziening indienen. Dit recht komt de cliënt ook toe als het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken, waarna hij een aanvraag kan indienen zonder de afronding van het onderzoek af te wachten. Zodra een aanvraag is gedaan moet het college, gelet op artikel 2.3.5, tweede lid, van de Wmo 2015, binnen twee weken beslissen op de aanvraag. [1]
5. Gelet op de wettelijke systematiek zoals hiervoor aangegeven, heeft het college het formulier dat van eiser op 7 oktober 2020 heeft ontvangen terecht aangemeld als een melding. Er is dan ook nog geen sprake van een aanvraag op deze datum, zodat ook de beslistermijn niet is gaan lopen op 7 oktober 2020.
6. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het aanvraagformulier en de ingebrekestelling, gedateerd op 19 november 2020, niet eerder dan per mail van 21 februari 2021 zijn toegezonden. De rechtbank zal hier ook vanuit gaan, nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze correspondentie al op 19 november 2020 aan het college is verzonden. Hieruit volgt dat niet eerder dan 21 februari 2021 een aanvraag is ingediend.
Pas nadat het bestuursorgaan te laat is met beslissen kan een rechtsgeldige ingebrekestelling worden uitgedaan. Een ingebrekestelling, gedaan als de beslistermijn nog niet is verstreken, kan niet worden aangemerkt als een ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid van de Awb. Uitgaande van een aanvraag op 21 februari 2021 gaat pas op dat moment de beslistermijn lopen. Dit betekent dat pas op zijn vroegst twee weken hierna het college in gebreke zou zijn om tijdig te beslissen en dat pas op dat moment een geldige ingebrekestelling kan worden uitgebracht. Niet gesteld en het is de rechtbank ook niet gebleken dat er op of na 7 maart 2021 en voorafgaand aan het instellen van het beroep een ingebrekestelling aan het college is verzonden. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 12 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Voetnoten