ECLI:NL:RBZWB:2021:2376

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
C/02/383774 / JE RK 21-624
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in zorgwekkende situatie jeugdzorg

Op 4 mei 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenbeschikking uitgesproken in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter uit zijn ernstige zorgen over de zorgwekkende situatie in de jeugdzorg in Zeeland, waar Stichting Intervence te maken heeft met instabiliteit door het opzeggen van contracten door gemeenten. Dit heeft geleid tot een hoge werkdruk en verloop van personeel, wat het vertrouwen van de ouders in de gecertificeerde instelling (GI) heeft aangetast. De kinderrechter benadrukt het belang van de betrokkenheid van de gezinsmanager en de noodzaak om de gestelde doelen te behalen.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar, maar de ouders hebben zorgen geuit over de rapportages en de voortgang. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 13 november 2021, met een tussentijdse evaluatie en de verplichting voor de GI om een nieuwe gezinsrapportage in te dienen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds voldaan wordt aan het wettelijke criterium voor verlenging van de ondertoezichtstelling, maar dat er meer duidelijkheid en structuur nodig is in de aanpak van de GI.

De kinderrechter heeft de beslissing mondeling uitgesproken en benadrukt dat de ouders en de GI betrokken moeten blijven bij de ontwikkeling van de minderjarigen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een nieuwe mondelinge behandeling gepland zal worden voor de evaluatie van de situatie en de voortgang van de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/383774 / JE RK 21-624
Datum uitspraak: 4 mei 2021

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING INTERVENCE,

locatie Middelburg, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2017 te Goes,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 1] 2010 te Goes,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S.J. Nijssen, te Zierikzee.

[belanghebbende 2] , hierna te noemen: de vader,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 22 maart 2021, ingekomen bij de griffie op
23 maart 2021;
- het e-mailbericht van mr. Kouijzer van 15 april 2021;
- het e-mailbericht van de GI van 23 april 2021;
- het e-mailbericht van mr. Nijssen van 23 april 2021;
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. Nijssen van 30 april 2021;
- de brief van de GI van 29 april 2021, ingekomen bij de griffie op 3 mei 2021.
Op 4 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. C.E.J.E. Kouijzer;
- de moeder, bijgestaan door mr. S.J. Nijssen;
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de moeder.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 13 mei 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 13 mei 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI heeft in haar brief van 29 april 2021 en de mondelinge toelichting op 30 april 2021 het verzoek nader toegelicht. Het contact met de moeder verloopt goed, zij houdt zich aan de afspraken en is goed bereikbaar. Ook het contact met de vader verloopt goed, zowel in het nakomen van afspraken als in zijn bereikbaarheid. Hij toont ook zijn betrokkenheid richting de minderjarigen en werkt mee aan de opgestelde doelen. Eerder was Corazon betrokken, maar deze samenwerking is stopgezet. Vanaf 10 mei 2021 zal nieuwe hulpverlening starten, namelijk vanuit Tragel. De hulpverlening zal zien op ambulante opvoedondersteuning bij de moeder thuis en zij kunnen ook de bezoeken gaan begeleiding als deze worden opgestart tussen de vader en de minderjarigen. De minderjarigen moeten echter eerst kennis maken met de begeleiders en een vertrouwensband opbouwen. Hiervoor zal het tempo van de minderjarigen gevolgd moeten worden. Ook zal Tragel de problematiek van de minderjarigen gaan onderzoeken. Het zal dan met name gaan om [minderjarige 2] , waar een volledig onderzoek zal plaatsvinden, dus ook naar een eventuele reactieve hechtingsstoornis. Voor [minderjarige 1] zal er eerst observatie plaatsvinden en vanuit die informatie wordt verder bekeken of en wat er nodig is. De GI erkent dat het afgelopen jaar doelen zijn blijven liggen, maar ook dat de rapportage die bij het verzoek is ingediend verouderd is. Zij steekt daarvoor de hand in eigen boezem. Om de ouders tegemoet te komen in het vertrouwen dat zij terecht zijn verloren in de GI kan de GI zich vinden in een toewijzing van het verzoek voor zes maanden onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Er is nu nog onvoldoende zicht op de situatie waarin de minderjarigen opgroeien, er is nog geen sprake van contactherstel tussen de vader en de minderjarigen en er is nog geen sprake van een constructieve oudercommunicatie. Daar gaat de komende periode op ingestoken worden en daarom is de verlenging van de ondertoezichtstelling nodig. De focus zal in eerste instantie gelegd worden op de acute en structurele veiligheid van de minderjarigen. Beide families willen voorts betrokken zijn bij de minderjarigen, maar er dient eerst gericht te worden op de ouders en daarna pas het contact met de overige familie.
De moeder staat volledig achter het voorliggende verzoek. Het gaat goed met de minderjarigen, maar de moeder ziet ook dat er nog gewerkt moet worden aan de doelen.
Ook het contact tussen de minderjarigen en de vader vindt zij erg belangrijk. Ze begrijpt dat de vader ook graag zijn familie weer contact wilt laten hebben met de minderjarigen, maar de focus moet eerst liggen op het contact met de vader en de onderlinge oudercommunicatie. Daarna kan er weer ingezet worden op beide families te betrekken bij de minderjarigen. De moeder is bereid om overal aan mee te werken, maar uit zorgen over het verloop van de ondertoezichtstelling de afgelopen periode en met name de wijze van rapporteren zoals is overgelegd aan de rechtbank. De rapportage bevat veel oude informatie. Gelukkig is het contact met de nieuwe gezinsmanager, mevrouw [naam] , een stuk beter en ziet de moeder dat zij haar beloftes nakomt. Ook herkent de moeder zich in de briefrapportage zoals mevrouw [naam] op 29 april 2021 heeft ingediend. De moeder stemt in met een verlenging van twaalf maanden, maar zij kan zich ook vinden in een toewijzing voor de duur van zes maanden onder aanhouding van het restant.
De vader stemt in met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en hij is bereid om overal aan mee te werken. Er is sprake van een voorzichtige positieve ontwikkeling in het contact met de moeder en ook het contact met de huidige gezinsmanager is positief. Maar de vader heeft ook nog veel zorgen. Dit komt doordat hij geen zicht heeft op de situatie bij de moeder, maar ook door de tegenstrijdige rapportages van de GI. Hij staat achter het verzoek, maar wenst een tussentijdse evaluatie omdat hij om de volgende drie redenen bang is dat de situatie weer stil komt te staan. Allereerst is er nog amper sprake van contactherstel. De vader heeft de minderjarigen inmiddels sinds 2019 niet meer gezien. Er is nu wel sprake van wat eerste stappen in het contactherstel, bijvoorbeeld het sturen van een kaartje, maar de vader zou graag zien dat dit punt voortvarend wordt opgepakt. Daarnaast zijn er zorgen over de continuïteit van de GI en de betrokken gezinsmanager. Tot slot speelt ook hier het verschil in de door de GI ingediende stukken een rol. Met name de eerste rapportage die bij het verzoek zat heeft grote zorgen opgeroepen bij de vader. Om deze redenen verzoekt de vader om het verzoek toe te wijzen voor zes maanden en het resterende deel aan te houden. Tot slot wilt de vader graag aandacht voor de rol van zijn familie. Zij zijn altijd betrokken geweest en de minderjarigen zijn bijvoorbeeld aan de oma vaderszijde erg gehecht.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat er nog steeds wordt voldaan aan het wettelijke criterium voor de verlenging van de ondertoezichtstelling (genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek). De reden hiervoor zal de kinderrechter hieronder uitleggen.
Op 13 mei 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld voor een jaar. In de beschikking heeft de kinderrechter duidelijk opgeschreven waar de GI zich op moet richten. Ook heeft de kinderrechter in de beschikking vermeld dat de doelen van de Raad overgenomen worden, die doelen moest de GI dus als leidraad nemen voor de ondertoezichtstelling.
De doelen zijn nog niet behaald en de uitvoering van de ondertoezichtstelling in de afgelopen periode is onder de maat, zo ook de rapportage van 8 maart 2021 die bij het verzoek gevoegd zat. Dit wordt ook door de GI erkend. De betreffende rapportage bevat veel oude informatie die geen goede weergave geeft van de huidige situatie. De briefrapportage van mevrouw [naam] geeft hier wel inzicht in, maar dit kan nog niet gezien worden als een compleet gezinsplan. Wel is het de kinderrechter duidelijk dat er wat eerste positieve stappen zijn gezet, bijvoorbeeld in het contact tussen de vader en de minderjarigen maar ook in de oudercommunicatie en de medewerking van de moeder. Dit is positief en moet doorgezet worden. Het biedt de minderjarigen een stukje rust en dat kunnen zij goed gebruiken, met name aangezien er vanaf 10 mei 2021 hulpverlening vanuit Tragel zal starten die ook onderzoek gaat doen. Dat is intensief en dus kunnen de minderjarigen daaromheen geen onnodige spanning gebruiken.
De kinderrechter deelt de door mr. Kouijzer geuite zorg over de situatie bij de GI. In Zeeland is op dit moment sprake van een zeer zorgelijke situatie als het gaat om de jeugdzorg. Stichting Intervence verkeert al enige periode in onzekerheid en instabiliteit door het opzeggen van het contract door de samenwerkende gemeenten met Stichting Intervence in december 2020. Dit zorgt voor een grote personele druk, hetgeen veel verloop in het personeel veroorzaakt en een extra hoge werkdruk voor de resterende medewerkers. Ook in deze zaak heeft deze situatie helaas een negatieve impact gehad waardoor de beide ouders het vertrouwen in de GI grotendeels zijn verloren. De kinderrechter uit zijn ernstige zorgen over deze situatie.
Er is nu een gezinsmanager betrokken waar beide ouders een fijn contact mee hebben en die daadwerkelijk stappen zet om de gestelde doelen te behalen. Dit moet doorgezet worden en de kinderrechter benadrukt dat het zeer wenselijk is dat zij betrokken zal blijven in deze casus als gezinsmanager. Om zicht te houden op de situatie wordt de ondertoezichtstelling nu voor een kortere periode verlengd, namelijk tot 13 november 2021. Voor het aflopen van de ondertoezichtstelling zal er een nieuwe mondelinge behandeling gepland worden. Aan de GI wordt gevraagd om uiterlijk
15 oktober 2021een nieuwe gezinsrapportage met plan van aanpak in te dienen. Hierin dient in ieder geval specifiek ingegaan te worden op de volgende punten:
  • Hoe gaat het met de minderjarigen?
  • Wat is het plan van aanpak voor het contactherstel met de vader? Welke stappen zijn hierin reeds gezet en welke eerste bevindingen zijn er?
  • Hoe verloopt de hulpverlening van Tragel? Wat voor onderzoek is er gedaan, door wie is dit onderzoek gedaan (met uitdrukkelijke voorkeur voor een GZ-psycholoog) en wat zijn de resultaten?
  • Duidelijkheid over de doelen. In de beschikking van de kinderrechter van 13 mei 2020, de rapportage van 8 maart 2021 en de briefrapportage van 29 april 2021 worden verschillende doelen genoemd. Deze doelen lopen nu door elkaar. De GI dient helder op een rij te zetten welke doelen behaald moeten worden en welk plan zij voor ogen heeft per doel. De volgende doelen moeten in ieder geval opgenomen worden:
o Het onderzoeken van de kindeigen problematiek van de minderjarigen en indien nodig, het inzetten van passende hulpverlening. Voor [minderjarige 2] dient er in ieder geval specifiek onderzoek gedaan te worden naar de aanwezigheid van een reactieve hechtingsstoornis;
o Contactherstel tussen de vader en de minderjarigen;
o Het structureren van de opvoedomgeving;
o De oudercommunicatie.
Dit alles leidt ertoe dat het verzoek zal worden toegewezen voor de duur van zes maanden en dat het resterende deel wordt aangehouden tot een nader te plannen mondelinge behandeling.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 13 november 2021;
houdt het resterende deel van het verzoek aan tot
15 oktober 2021 pro forma, in afwachting van de verslaglegging van de GI zoals vermeld in de beoordeling;
bepaalt dat er een nieuwe mondelinge behandeling zal worden gepland voor 13 november 2021, waarvoor de GI en (de advocaten van) beide ouders per brief een nieuwe uitnodiging zullen ontvangen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, als griffier.
KG
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 12 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.