Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 21 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een boetebeschikking. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, omdat zijn auto geparkeerd stond op een terrein dat hij als privéterrein beschouwde. De rechtbank oordeelde dat het terrein feitelijk openstond voor het openbaar rijverkeer, ondanks het bord dat aangaf dat het om een 'eigen terrein' ging. De rechtbank concludeerde dat er geen duidelijke afscheiding was tussen het terrein en de openbare weg, en dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd.
De rechtbank behandelde ook het beroep van de belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel, maar oordeelde dat hij niet had aangetoond dat er sprake was van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De verzuimboete die was opgelegd, werd eveneens in stand gehouden, omdat de rechtbank van mening was dat de inspecteur binnen de wettelijke kaders had gehandeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.