ECLI:NL:RBZWB:2021:2229

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1166
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake omgevingsvergunning voor tijdelijke woonunit

Op 30 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 19 januari 2021, waarin een omgevingsvergunning werd verleend voor het tijdelijk plaatsen van een woonunit. Eiser stelde dat hij het beroepschrift tijdig had ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank stelde vast dat de beroepstermijn was aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en eindigde op 5 maart 2021. Eiser had het beroepschrift op 11 maart 2021 ingediend, wat te laat was. Eiser voegde foto’s toe ter ondersteuning van zijn stelling dat hij het beroepschrift op 3 maart 2021 had verzonden, maar de rechtbank oordeelde dat deze foto’s niet overtuigend waren. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1166 WABOA

uitspraak van 30 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 28 februari 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van 19 januari 2021 (bestreden besluit) van het college inzake de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd regels ruimtelijke ordening”. Deze omgevingsvergunning ziet tot het tijdelijk plaatsen van een woonunit op het perceel [adres] te [plaatsnaam] .

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om het beroepschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn in te dienen. De griffier heeft eiser bij brief van 24 maart 2021 erop gewezen dat het beroep niet binnen die termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiser aangevoerd dat hij de brief op 1 maart 2021 heeft uitgeprint op kantoor. Dat de brief op 2 maart 2021 gereed was voor verzending en op 3 maart 2021 door hem is verzonden. Eiser voegt daarbij toe een tweetal kopieën van foto’s waaruit volgens eiser kan worden opgemaakt dat hij de brief op 3 maart 2021 om 14:27 uur heeft gepost. De lediging zou diezelfde dag om 17:00 uur zijn, zoals ook op een van de foto’s vermeld staat.
2. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend 19 januari 2021 en is verzonden op 22 januari 2021. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb brengt dan mee dat de beroepstermijn is aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en is geëindigd op 5 maart 2021.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het beroepschrift is op 11 maart 2021 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een beroepschrift dat per post is verzonden en binnen een week na verstrijken van de beroepstermijn is ontvangen tijdig ingediend indien het vóór het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd. Het beroepschrift is gedagtekend 28 februari 2021. Zoals blijkt uit de poststempel op de enveloppe is het beroepschrift op 10 maart 2021 ter post aangeboden en daarmee niet tijdig verzonden. Het beroepschrift is dus ook gelet op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
3. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank ziet in de door de eiser aangevoerde verklaring met de bijgevoegde foto’s geen aanleiding om nietontvankelijk verklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten.
Daartoe overweegt de rechtbank dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1545) terpostbezorging plaats vindt op het moment waarop een poststuk in een brievenbus van PostNL wordt gedeponeerd dan wel op het moment waarop het op een vestiging van PostNL wordt aangeboden. De omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door PostNL is afgestempeld, sluit niet uit dat het stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd. Dat neemt niet weg dat het datumstempel van PostNL veelal het enige vaststaande gegeven is met betrekking tot het tijdstip van terpostbezorging. In verband daarmee moet in gevallen waarin op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, als bewijsrechtelijk uitgangspunt worden genomen dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk door PostNL is afgestempeld. Bevat het stuk een poststempel van PostNL met een datum gelegen na de laatste dag van de termijn, dan is het aan belanghebbende aannemelijk te maken dat het geschrift op een eerdere datum dan het poststempel aangeeft en wel uiterlijk op de laatste dag van de termijn ter post is bezorgd.
Eiser stelt dat hij het beroepschrift tijdig heeft ingediend. Eiser verwijst daartoe naar de in beroep ingediende foto’s. Hierin is op de eerste foto te zien dat de enveloppe behorende bij het beroepschrift van 28 februari 2021 in de brievenbus gaat met daarbij leesbaar de vermelding “Post in deze brievenbus wordt woensdag na 17:00 uur opgehaald”. Uit de tweede foto met daarop een eigenschappen schermpje van een JPG-bestand, staat dat het JPG-bestand is gemaakt op 3 maart 2021 om 14.27 uur en gewijzigd op 1 april 2021 om 20:51 uur. Volgens eiser volgt hieruit dat hij het beroepschrift daadwerkelijk op 3 maart 2021 ter post heeft bezorgd.
De rechtbank is van oordeel dat eiser met de ingediende foto’s niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het beroepschrift op 3 maart 2021 ter post heeft bezorgd.
De reden hiervoor is dat niet kan worden uitgesloten worden dat de datum 3 maart 2021 in de fotoapparatuur handmatig is ingesteld, voordat de terpostbezorging is gefotografeerd. Ook is het mogelijk dat de datum van het JPG-bestand van de foto later handmatig is aangepast. Op de foto is immers te zien dat het JPG-bestand is gewijzigd op 1 april 2021.
In dit verband weegt de rechtbank ook mee dat tussen de datum van de gestelde terpostbezorging op 3 maart 2021 en de datum van de poststempel van PostNL – 10 maart 2021 – een week is verstreken zonder dat hiervoor een goede verklaring kan worden gegeven. 10 maart 2021 is bovendien ook een woensdag.
Vast staat dat de envelop op 10 maart 2021 door PostNL is afgestempeld. De rechtbank merkt daarom de datum 10 maart 2021 aan als de datum van de terpostbezorging. Dit betekent dat het beroepschrift na het verstrijken van de beroepstermijn ter post is bezorgd, en dus niet tijdig is ingediend. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank geen redenen aangevoerd om die termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
4. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9, 6:11 en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 30 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:7 van de Awb luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 van de Awb luidt als volgt:

1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.