ECLI:NL:RBZWB:2021:2165
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanwijzing op grond van de Wet kinderopvang door het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk
Op 29 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een stichting en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. De stichting had beroep ingesteld tegen een besluit van het college, waarin een aanwijzing was gegeven aan [naam bedrijf] op basis van de Wet kinderopvang (Wko). Het primaire besluit, dat op 28 december 2018 was genomen, gaf aanwijzingen aan [naam bedrijf] om geconstateerde overtredingen te herstellen. Het college verklaarde het bezwaar van [naam bedrijf] gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond in het bestreden besluit van 11 juni 2019. De stichting betwistte de overtredingen en stelde dat het besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tijdens de zitting op 18 maart 2021 werd de zaak besproken, waarbij de stichting werd vertegenwoordigd door haar directeur-bestuurder en een gemachtigde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door een ambtenaar en een toezichthouder van de GGD.
De rechtbank oordeelde dat de stichting geen belanghebbende was in de zin van artikel 8:1 van de Awb, omdat zij niet kon worden aangemerkt als houder in de zin van de Wko. Dit was gebaseerd op de vennootschappelijke structuur en de rol van de stichting en het bedrijf. De rechtbank volgde de overwegingen van een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant en concludeerde dat de stichting niet ontvankelijk was in haar beroep. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en gaf geen inhoudelijk oordeel over het geschil, ondanks de wens van partijen om dat te doen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 29 april 2021.