ECLI:NL:RBZWB:2021:2164
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanwijzing op grond van de Wet kinderopvang door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk
Op 29 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een stichting en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. De stichting, vertegenwoordigd door haar directeur-bestuurder en gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college dat een aanwijzing had gegeven op grond van de Wet kinderopvang (Wko). Dit besluit volgde op een inspectie door de GGD op 15 augustus 2018, waaruit bleek dat de buitenschoolse opvang van de stichting niet voldeed aan de vereisten van de Wko en het Besluit kwaliteit kinderopvang (Bkk). Het college had het bezwaar van de stichting gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de stichting was het niet eens met de beslissing en stelde beroep in.
Tijdens de zitting op 18 maart 2021 werd het beroep besproken. De rechtbank moest zich ambtshalve buigen over de ontvankelijkheid van het beroep, waarbij werd vastgesteld dat de stichting geen houder was in de zin van de Wko, omdat er geen exploiterende activiteiten plaatsvonden binnen de stichting. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin werd geconcludeerd dat de stichting niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de stichting geen rechtstreeks belang had bij de besluiten van het college, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de juridische status van een stichting in relatie tot de Wet kinderopvang en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van handhavingsadviezen door het college. De rechtbank besloot geen inhoudelijk oordeel te geven over het geschil, ondanks de wens van partijen, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 29 april 2021.