Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2021 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Beroepsgronden
Wettelijk kader
Beoordeling
Conclusie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een woning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht. De eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het huisvesten van zes arbeidsmigranten in zijn woning. In het primaire besluit van 5 februari 2019 werd deze vergunning verleend, maar na bezwaar van omwonenden heeft het college op 17 september 2019 het primaire besluit herroepen en de vergunning alsnog geweigerd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag in strijd is met de gewijzigde beleidsregels die op 3 juli 2019 zijn vastgesteld, waarin is bepaald dat geen toestemming meer wordt verleend voor de huisvesting van meer dan twee arbeidsmigranten per woning. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de omgevingsvergunning te weigeren, aangezien de aanvraag niet voldeed aan de nieuwe beleidsregels. Eiser heeft diverse beroepsgronden aangevoerd, waaronder schending van beginselen van behoorlijk bestuur, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen.
De rechtbank concludeert dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de omgevingsvergunning op basis van de gewijzigde beleidsregels geweigerd moest worden. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.