Op 15 april 2021 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker uit Eindhoven. Het verzoek was gericht tegen mr. [voorletters] Bogert, de rechter die belast was met de behandeling van de hoofdzaak met nummer BRE 18/2741 BPM BOGE. De verzoeker stelde dat er sprake was van partijdigheid en vrees voor vooringenomenheid van de rechter, omdat deze de heer [achternaam] als gemachtigde had geweigerd. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissing van de rechter om de gemachtigde te weigeren een procesbeslissing is en dat deze beslissing op zichzelf geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze onpartijdigheid in twijfel trokken. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees van de verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd bepaald dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.