ECLI:NL:RBZWB:2021:1844

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1344 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening beschermd wonen op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Op 15 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N. Roos, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen een Plan van Aanpak van 15 maart 2021. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit plan, dat betrekking had op zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verzoeker verbleef sinds 25 januari 2021 in een beschermde woonvorm en had op 4 januari 2021 een indicatie aangevraagd voor beschermd wonen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het Plan van Aanpak niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het plan niet door het college van burgemeester en wethouders was opgesteld, maar door MEE. Bovendien is er geen sprake van een zelfstandig rechtsgevolg dat uit het plan voortvloeit. Hierdoor is niet voldaan aan het connexiteitsvereiste van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, wat betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1344 VV

uitspraak van 15 april 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. N. Roos,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (het college), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een Plan van Aanpak van 15 maart 2021. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Feiten en omstandigheden

1. Verzoeker heeft bij GGZ Changes een klinische opname gehad in verband met verslavingsproblematiek. Op 4 januari 2021 heeft hij zich gemeld voor een indicatie voor beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Sinds 25 januari 2021 verblijft hij in een beschermde woonvorm in [woonplaats verzoeker] voor verder herstel.
Op 4 februari 2021 heeft er een keukentafelgesprek plaatsgevonden met een medewerkster van MEE. Zij heeft vervolgens een Plan van Aanpak opgesteld. Bij brief van 15 maart 2021 heeft zij dit plan aan verzoeker toegezonden.

Standpunt van verzoeker

2. Verzoeker stelt dat het Plan van Aanpak kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Uit het plan valt op te maken dat de noodzaak van de maatwerkvoorziening beschermd wonen niet wordt betwist, maar dat deze wordt afgewezen omdat de zorgaanbieder zich niet in de centrumgemeente [ naam gemeente 1] bevindt. Volgens verzoeker kent de Wmo een dergelijke regiobinding niet.

Beoordelingskader

3.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen inzake een bestreden besluit indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Gelet op bovengenoemd artikel moet er sprake zijn van een besluit en een bezwaar tegen dat besluit voordat een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudelijk kan worden behandeld. Dit is het zogenaamde connexiteitsvereiste.
3.2
In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder een besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Overwegingen

4. Het Plan van Aanpak van 15 maart 2021 is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan te merken als besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Allereerst is deze opgesteld door MEE en niet door het college. Bovendien volgt uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1324) dat een Plan van Aanpak pas als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb kan worden beschouwd als het gericht is op een zelfstandig rechtsgevolg. Daarvan kan pas sprake zijn indien uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen in het Plan van Aanpak zodanig worden uitgewerkt dat kan worden gesteld dat met dat plan is beoogd een zelfstandig rechtsgevolg te doen ontstaan. Daarvan is in dit geval geen sprake. Verzoeker komt in aanmerking voor een indicatie voor beschermd wonen die ofwel door het college van de gemeente [naam gemeente 2], ofwel door het college van de gemeente [ naam gemeente 1] zal worden afgegeven.
5. Nu er geen sprake is van een besluit, is niet voldaan aan het connexiteitsvereiste van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat het verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 15 april 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.