Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten en griffierecht
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de milieu-investeringsaftrek (MIA) voor een mestverwerkingsinstallatie. De belanghebbende, een moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, had in 2014 geïnvesteerd in een mestverwerkingsinstallatie en verzocht om MIA. De inspecteur van de Belastingdienst heeft echter geen MIA verleend, omdat niet voldaan zou zijn aan de eisen van de Milieulijst 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mestvergistingsinstallatie en de mestverwerkingsinstallatie met elkaar verbonden zijn, waarbij mest van de vergistingsinstallatie naar de verwerkingsinstallatie wordt gepompt. De rechtbank oordeelde dat de mestvergistingsinstallatie bij de mestverwerkingsinstallatie wordt toegepast, wat in strijd is met de voorwaarden voor MIA, aangezien er covergistingsproducten worden toegevoegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, omdat niet aan de voorwaarden van de Milieulijst was voldaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten van de belanghebbende.