4.4.Oordeel rechtbank over beroepsgronden.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat de datum in geding 28 november 2018 is gebleven omdat deze niet is gewijzigd door het in acht nemen van een nieuwe uitlooptermijn.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. De datum in geding is 9 april 2019 omdat de WIA-uitkering per die dag, na afloop van de uitlooptermijn, is beëindigd (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2019:4177). Dat betekent dat als zich voor 9 april 2019 relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de medische situatie van eiseres daarmee rekening moet worden gehouden.
Van belang is dat eiseres op 2 januari 2019 wegens ziekte is uitgevallen voor haar werk als leerling begeleider bij S&L Zorg in verband met fysieke klachten en voor dat werk arbeidsongeschikt is gebleven. Haar uitkering op grond van de Ziektewet is inmiddels per 29 december 2020 beëindigd. Verder heeft eiseres zich na haar laatste bezoek aan de arbeidsdeskundige tot haar huisarts gewend voor haar psychische klachten.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft in zijn rapport van 23 september 2019 gerapporteerd dat de datum in geding 28 november 2018 is en dat eiseres pas na het gesprek met de verzekeringsarts (11 januari 2019) en arbeidsdeskundige (4 februari 2019) achteruit is gegaan. Bovengenoemde omstandigheden zijn derhalve niet bij de beoordeling betrokken.
Nu het UWV eventuele wijzigingen in de gezondheidstoestand van eiseres na 28 november 2018 uitdrukkelijk buiten beschouwing heeft gelaten is het onderzoek niet compleet geweest en moet het UWV een nieuw medisch onderzoek verrichten waarbij als datum in geding 9 april 2019 wordt aangehouden. Daarbij dienen alle stukken die betrekking hebben op deze datum te worden betrokken.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
5. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Het UWV zal dus een nieuw onderzoek moeten verrichten.
Indien het onderzoek door de verzekeringsarts b&b leidt tot bijstelling van de FML dient eveneens een nadere arbeidskundige beoordeling plaats te vinden. Vervolgens dient het UWV te bezien of het bestreden besluit, met nadere motivering, kan worden gehandhaafd, dan wel dat een nieuwe beslissing op bezwaar dient te worden genomen.
6. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op 6 weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen 6 weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.