ECLI:NL:RBZWB:2021:1654

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
AWB- 19_1354
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging WIA-uitkering en herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 1 april 2021, wordt de zaak behandeld van een eiseres die in beroep is gegaan tegen een besluit van het UWV. Het UWV had op 19 september 2018 besloten om de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres te beëindigen en haar in aanmerking te brengen voor een WGA-vervolguitkering. De werkgever van eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een herbeoordeling van de situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gebrek in het bestreden besluit is, omdat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiseres na de datum van het primaire besluit. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om dit gebrek binnen zes weken te herstellen. Eiseres heeft aangegeven dat zij niet voldoende is geïnformeerd over de herkeuring en dat haar klachten niet goed zijn vastgesteld. De rechtbank heeft besloten dat het UWV een nieuw medisch onderzoek moet verrichten, waarbij de datum van 9 april 2019 als uitgangspunt moet worden genomen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het UWV het gebrek heeft hersteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1354 WIA

tussenuitspraak van 1 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam werkgever], te [plaatsnaam] , werkgever,
gemachtigde: mr. C.J.M. de Wit.

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2018 (het primaire besluit) heeft het UWV de loongerelateerde uitkering van eiseres in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 28 november 2018 beëindigd en eiseres vanaf die datum in aanmerking gebracht voor een
WGA-vervolguitkering.
De (voormalige) werkgever heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de werkgever van eiseres, gegrond verklaard in die zin dat de WIA-uitkering van eiseres met ingang van 9 april 2019 wordt beëindigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft geen toestemming gegeven aan de werkgever om van de medische gegevens kennis te nemen.
Bij beslissing van 28 januari 2020 heeft de rechtbank bepaald dat kennisname van stukken
die medische gegevens van eiseres bevatten is voorbehouden aan een gemachtigde die arts of advocaat is. Daarom zullen geen medische gegevens van eiseres in deze uitspraak worden vermeld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 25 februari 2021. Eiseres is in persoon verschenen en namens het UWV is mr. H.M. van Gent verschenen. De werkgever heeft zich, met bericht van verhindering, niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is in dienst van de werkgever werkzaam geweest als vrachtwagenchauffeur. Voor dat werk is zij op 16 januari 2015 uitgevallen vanwege fysieke klachten.
Bij besluit van 5 december 2016 heeft het UWV aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met ingang van 13 januari 2017 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 36,54%.
Bij besluit van 19 september 2018 (primair besluit) heeft het UWV de loongerelateerde WGA-uitkering vanaf 28 november 2018 beëindigd en eiseres vanaf die datum een WGA-vervolguitkering toegekend. Dit besluit is na bezwaar van de werkgever niet gehandhaafd.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV de WGA-uitkering van eiseres, met inachtneming van de voorgeschreven uitlooptermijn van 6 weken, beëindigd met ingang van 9 april 2019.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de uitkering van eiseres heeft beëindigd per 9 april 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Op grond van artikel 56, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet WIA eindigt het recht op een WGA-uitkering op de dag dat de verzekerde niet meer gedeeltelijk arbeidsgeschikt is. In het tweede lid is, voor zover hier van belang, bepaald dat, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, het recht op een WGA-uitkering van de verzekerde wiens mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35%, twee maanden na de dag dat hij niet langer gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, eindigt.
Op grond van artikel 117, eerste lid, van de WIA, voor zover thans van belang, vindt intrekking van het recht op een uitkering op grond van deze wet of verlaging van de hoogte ervan, die voortvloeit uit het door de werkgever ingesteld bezwaar, niet eerder plaats dan zes weken na de dag waarop de beslissing op bezwaar is bekendgemaakt.
4.
Medische beoordeling
4.1.
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op een rapportage van een verzekeringsarts van het UWV.
De verzekeringsarts heeft eiseres gesproken en gezien op het spreekuur op 11 januari 2019. De verzekeringsarts heeft de in het dossier aanwezige medische informatie bestudeerd. Nadere informatie werd door hem niet opgevraagd omdat geruime tijd geen behandeling heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts is tot de conclusie gekomen dat eiseres nog wel beperkingen heeft op fysiek gebied. In het persoonlijk en sociaal functioneren worden er geen beperkingen meer gevonden.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 januari 2019.
4.2
Eiseres is het niet eens met het hele proces en de manier waarop zij is herkeurd. Eiseres stelt dat zij vooraf niet voldoende is geïnformeerd over de bedoeling van de oproep voor het spreekuur op 11 januari 2019. Het was volgens eiseres een raar gesprek omdat de verzekeringsarts er van uit ging dat zij bezwaar had gemaakt tegen de aanpassing van haar WIA-uitkering. Eiseres stelt dat haar mentale en fysieke klachten niet goed zijn vastgesteld. Na het laatste gesprek met de arbeidsdeskundige is eiseres ingestort. Zij heeft hulp ingeroepen van haar huisarts op psychisch gebied. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt een behandelplan SGGZ volwassenen van MentaalBeter ingeleverd, gedateerd 9 april 2019 en een rapportage arbeidsdeskundig onderzoek van juli 2019.
4.3.
Namens de werkgever is erop gewezen dat eiseres geen medische informatie heeft overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat zij meer beperkt is en dat de door eiseres ingeleverde informatie geen betrekking heeft op de datum in geding.
4.4.
Oordeel rechtbank over beroepsgronden.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat de datum in geding 28 november 2018 is gebleven omdat deze niet is gewijzigd door het in acht nemen van een nieuwe uitlooptermijn.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. De datum in geding is 9 april 2019 omdat de WIA-uitkering per die dag, na afloop van de uitlooptermijn, is beëindigd (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2019:4177).
Dat betekent dat als zich voor 9 april 2019 relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de medische situatie van eiseres daarmee rekening moet worden gehouden.
Van belang is dat eiseres op 2 januari 2019 wegens ziekte is uitgevallen voor haar werk als leerling begeleider bij S&L Zorg in verband met fysieke klachten en voor dat werk arbeidsongeschikt is gebleven. Haar uitkering op grond van de Ziektewet is inmiddels per 29 december 2020 beëindigd. Verder heeft eiseres zich na haar laatste bezoek aan de arbeidsdeskundige tot haar huisarts gewend voor haar psychische klachten.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft in zijn rapport van 23 september 2019 gerapporteerd dat de datum in geding 28 november 2018 is en dat eiseres pas na het gesprek met de verzekeringsarts (11 januari 2019) en arbeidsdeskundige (4 februari 2019) achteruit is gegaan. Bovengenoemde omstandigheden zijn derhalve niet bij de beoordeling betrokken.
Nu het UWV eventuele wijzigingen in de gezondheidstoestand van eiseres na 28 november 2018 uitdrukkelijk buiten beschouwing heeft gelaten is het onderzoek niet compleet geweest en moet het UWV een nieuw medisch onderzoek verrichten waarbij als datum in geding 9 april 2019 wordt aangehouden. Daarbij dienen alle stukken die betrekking hebben op deze datum te worden betrokken.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
5. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Het UWV zal dus een nieuw onderzoek moeten verrichten.
Indien het onderzoek door de verzekeringsarts b&b leidt tot bijstelling van de FML dient eveneens een nadere arbeidskundige beoordeling plaats te vinden. Vervolgens dient het UWV te bezien of het bestreden besluit, met nadere motivering, kan worden gehandhaafd, dan wel dat een nieuwe beslissing op bezwaar dient te worden genomen.
6. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op 6 weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen 6 weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 1 april 2021, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze tussenuitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.