Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2021 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten.
Het geschil.
Beroepsgronden.
Wettelijk kader
Beoordeling van de rechtbank
Het in hoger beroep gepreciseerde standpunt van het college dat de toegevoegde waarde van een PTSS-hulphond – voor zover die zou zijn gelegen in het wegnemen van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie – onvoldoende is gebleken, vormt een toereikende grondslag voor het niet toekennen van de gevraagde maatwerkvoorziening. Dat, zoals ter zitting is besproken, onvoldoende medisch wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de werking en de effectiviteit van een PTSS-hulphond, heeft appellante niet betwist. (…) Wat er nu gebeurt, is dat gemeenten luisteren naar ervaringsverhalen van mensen die zelf al jaren met assistentiehonden werken en concluderen dat het een maatwerkvoorziening is die goed bij hun burger past. De Raad is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde stand van zaken in het onderzoek naar de effectiviteit van de PTSS-hulphond het college een andere afweging heeft kunnen maken dan, zoals van de kant van appellante is aangevoerd, in andere gemeenten heeft plaatsgevonden. Dat laat onverlet dat een ander college wel tot verstrekking van een (opleiding tot) PTSS-hulphond kan overgaan als dat in een individuele situatie als het meest passend wordt ervaren, zoals (…) in diverse gemeenten ook daadwerkelijk is gebeurd.’
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
- € 1.068,00.