Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 31 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , wonende te [plaatsnaam] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
24 april 2018 voor 65,95% arbeidsongeschikt geacht.
WIA-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 14 oktober 2019, omdat hij vanaf 1 juli 2019 29,28% arbeidsongeschikt wordt geacht.
WGA-vervolguitkering behoudt naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%.
Omvang geschil
.Eiser meent dat hij per 17 juni 2020 80-100% arbeidsongeschikt is op arbeidskundige gronden, omdat hij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen en er geen functies kunnen worden geduid.
Wettelijk kader
Medische beoordeling
Geschiktheid voor de functies
(Sbc-code 315150), secretarieel medewerker (Sbc-code 315030) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
17 juni 2020, omdat de actualisatiedatum 26 april 2018 was blijkens de AML van 8 april 2020. Hierdoor heeft het UWV onvoldoende passende functies geduid.
Mate van arbeidsongeschiktheid
17 juni 2020 volgt uit overwegingen 4 en 5 dat het UWV terecht het arbeidsongeschiktheidspercentage per 17 juni 2020 heeft vastgesteld op 44,53% en de hoogte van de WGA-vervolguitkering heeft gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45%
.
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 31 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.