In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding van een studieschuld. Eiseres had in 2017 verzocht om kwijtschelding van haar studieschuld, maar DUO heeft dit verzoek in een primair besluit van 22 februari 2018 afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar DUO verklaarde het bezwaar ongegrond in een bestreden besluit van 18 december 2018. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op een zitting op 11 juli 2019, waar eiseres en een vertegenwoordiger van DUO aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om DUO de gelegenheid te geven om een medisch adviseur in te schakelen voor een nadere beoordeling van de medische situatie van eiseres. De medisch adviseur concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor kwijtschelding op medische gronden, wat door de rechtbank als onzorgvuldig werd beoordeeld. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, omdat de medisch adviseur voldoende had toegelicht waarom eiseres niet voor kwijtschelding in aanmerking kwam.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de door DUO gehanteerde criteria voor kwijtschelding duidelijk zijn omschreven en dat de situatie van eiseres niet onder deze criteria valt. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat haar psychische situatie zodanig ernstig is dat dit aanleiding zou geven om van het beleid af te wijken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.