ECLI:NL:RBZWB:2021:1441

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5433 Tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 24 maart 2021, staat de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres centraal. Eiseres, die als politieagente heeft gewerkt, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 5 februari 2020, waarin haar uitkering werd beëindigd op basis van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische beoordelingen van het UWV kritisch bekeken. Eiseres heeft aangevoerd dat het UWV onzorgvuldig heeft gehandeld door pas in 2018 een herbeoordeling uit te voeren, terwijl dit al in 2010 had moeten gebeuren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV een gemaakte fout mag herstellen, maar dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde zijn gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5433 WIA T

tussenuitspraak van 24 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 februari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 10 februari 2021. Eiseres, haar herstelcoach [naam herstelcoach eiseres] en de gemachtigde van eiseres hebben de zitting bijgewoond via videobellen
.Namens het UWV was aanwezig mr. B.H.C. de Bruijn.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als politieagente voor 40 uur per week. Voor dat werk is zij per 9 augustus 2007 uitgevallen vanwege psychische klachten.
Aan eiseres is op 30 juli 2009 een WIA uitkering (loongerelateerde WGA-uitkering) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Na een herbeoordeling heeft het UWV bij besluit van 11 februari 2019 aan eiseres per 2 augustus 2018 een Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) toegekend.
Bij brief van 11 juni 2019 is eiseres meegedeeld dat gebleken is dat een aantal beoordelingen, waaronder die van eiseres, niet juist is uitgevoerd en opnieuw zullen moeten worden gedaan.
Na een nieuwe beoordeling is eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden en is de WIA-uitkering bij het primaire besluit van 2 september 2019 per 3 november 2019 beëindigd (primair besluit I).
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij het primaire besluit II van 23 oktober 2019 heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat zij na afloop van haar IVA-uitkering op 3 november 2019, ter extra ondersteuning, vier maanden lang een bedrag zal ontvangen dat gelijk is aan de hoogte van de IVA-uitkering. Ook is het UWV bereid te helpen bij het vinden van passend werk. Eiseres mag daarom vijf jaar lang gebruik maken van de re-integratiedienstverlening van het UWV.
Bij beslissing op bezwaar van 5 februari 2020 is het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres is op 3 november 2019 en op 3 maart 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt zodat de WIA-uitkering terecht is beëindigd. Bij de beëindiging is rekening gehouden met een uitlooptermijn van 2 maanden. Daarnaast is besloten om daarna de uitkering nog vier maanden te betalen.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 3 november 2019. De datum in geding in deze procedure is 3 november 2019. De rechtbank overweegt daartoe dat in deze zaak geen sprake is van een (extra) uitlooptermijn van 4 maanden, maar van een tegemoetkoming
ter hoogte van deWIA-uitkering, ter compensatie. Zij verwijst naar de brief van minister van Sociale Zaken W. Koolmees van 7 oktober 2019 met referentie 2019-0000148297.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiseres op 15 juli 2019 op het spreekuur gezien voor een herbeoordeling van de in 2018 toegekende IVA-uitkering. Ook heeft hij het dossier bestudeerd. Hij heeft de diagnoses ‘ADHD’ en ‘Overige psychische stoornis, chronische depressieve klachten, sterke uitingen van emoties’ gesteld. Eiseres lijkt een bijzondere vorm van ADHD te hebben, namelijk een vrij ernstige vorm. Daarom acht de verzekeringsarts eiseres vrij fors beperkt op het persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts acht eiseres, anders dan voorheen, wel belastbaar met passende arbeid. Eiseres is aangewezen op werk met een duidelijk taakstelling en structuur. Zij zal het meest op haar plek zijn in een baan waarbij zij wat meer fysiek actief kan zijn. Zij moet haar taken vooral één voor één kunnen verrichten. Zij is ongeschikt voor werk waarbij zij motorvoertuigen of andere gevaarlijke machines moet bedienen en voor veiligheidsfuncties waarbij alertheid van belang is. Zij is ongeschikt voor werk met bovennormale blootstelling aan de emotionele problemen van anderen. Er is geen reden voor een urenbeperking omdat er geen sprake is van een verminderd energetisch vermogen of van verminderde beschikbaarheid voor arbeid door medische behandeling. Het is de verwachting dat de medische situatie ongeveer gelijk zal blijven, omdat ADHD een chronische aandoening is. Wellicht dat het algeheel functioneren kan verbeteren door verdere medische behandeling (de laatste behandeling is 10 jaar geleden). De verzekeringsarts heeft de beperkingen en belastbaarheid neergelegd in de FML van 12 augustus 2019.
4.2
De verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiseres gezien op de hoorzitting en heeft daarbij lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Ook heeft de verzekeringsarts b&b de medische informatie in het dossier en de in bezwaar ingebrachte informatie (de verwijsbrief van de huisarts aan Silver psychologen van 17 september 2019 en de journaalregel van 5 september 2019) bestudeerd. Uit de in bezwaar ingebrachte informatie blijkt niet van nieuwe medische feiten: de huisarts gaat uit van een recidiverende depressie. In de loop der tijd zijn er verschillende diagnoses gesteld waaronder Borderline persoonlijkheidsstoornis, ADHD gecombineerde type, dysthymie, depressie en aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken. De laatste drie zijn stemmingsstoornissen van eenzelfde aard (depressieve stemmingsstoornis) maar variëren voornamelijk in ernst. De verzekeringsarts b&b kan zich daarom vinden in de benaming die de primaire arts hieraan gegeven heeft. De ingebrachte informatie geeft geen aanleiding om aanvullende stoornissen/klachtencomplexen aan te nemen. Er is geen medische informatie waaruit blijkt dat er sprake is van een versleten rug. De jeuk is niet op basis van allergie, maar op basis van stress. Er is geen sprake van ‘geen duurzaam benutbare mogelijkheden’, omdat eiseres niet in de één van de uitzondering categorieën valt. Wel acht de verzekeringsarts b&b eiseres meer beperkt dan in de eerdere FML was aangenomen. Er dient een aanvullende beperking te worden aangenomen voor: niet-vaste en onbekende werkwijzen, aangewezen op regelmaat en structuur, aangewezen op een rustige werkomgeving, en het niveau van begeleiding dient volledig in de FML te worden opgenomen. Eiseres mag niet ‘s nachts werken. De beperkingen zijn niet duurzaam. Eiseres wordt behandeld met medicatie en de behandeloptie van EMDR staat nog open. De medicatie leidt niet tot een beperking. De gewijzigde belastbaarheid is neergelegd in de FML van 17 januari 2020.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het onderzoek door het UWV onzorgvuldig is geweest. Er had reeds in 2010 een herbeoordeling plaats moeten vinden, maar het UWV heeft hiermee gewacht tot 2018. Hierdoor heeft eiseres 9 jaar begeleiding vanuit het UWV gemist en heeft er in die tijd ook geen herstel plaatsgevonden. In 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend. Het UWV heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de herbeoordeling uit 2018 niet deugdelijk zou zijn.
Uit de door haar overgelegde expertise van [naam medewerker Expertise Instituut] van het Expertise Instituut blijkt dat er per datum in geding meer beperkingen zijn dan door de verzekeringsarts b&b zijn aangenomen. Eiseres is binnen vier weken na de schatting uitgevallen wegens een forse terugval in haar depressie. Er is sprake van toegenomen klachten en beperkingen vóór de datum in geding van 3 november 2019. Volgens de expertise is er sprake van een stationair beeld van de ziektes en beperkingen. Eiseres is ook van mening dat er geen verbetering meer is te verwachten. Dit mede vanwege de behandelingen die zij reeds heeft ondergaan maar die niet tot noemenswaardig resultaat hebben geleid. De beperkingen zijn dus duurzaam. Eiseres heeft de rechtbank verzocht een deskundige te benoemen.
4.4
Naar aanleiding van het beroep en de daarbij overgelegde informatie, waaronder het rapport van adviseur [naam medisch adviseur] van 1 juli 2020, heeft de verzekeringsarts b&b reden gezien aanvullende beperkingen aan te nemen, namelijk ten aanzien van veelvuldige deadlines/productiepieken, een hoog handelingstempo en voor samenwerken. De overige door [naam medisch adviseur] voorgestelde beperkingen, volgt de verzekeringsarts b&b niet. De gewijzigde belastbaarheid is neergelegd in de FML van 23 november 2020.
5.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
Anders dan eiseres heeft aangevoerd, acht de rechtbank de gang van zaken rondom de besluitvorming door het UWV niet in strijd met zorgvuldigheidsbeginsel. Het UWV heeft ter zitting toegelicht dat er in 2018 een groot aantal IVA-uitkeringen is toegekend waarvan later is gebleken dat deze toekenningen gebaseerd waren op onzorgvuldige onderzoeksrapportages, de zogenaamde Groningse gevallen. Zo ook in het geval van eiseres. De rechtbank kan begrijpen dat deze gang van zaken ingrijpend is geweest voor eiseres. Dat neemt echter niet weg dat het UWV een gemaakte fout mag herstellen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie onder meer de uitspraak van 17 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3052) komt aan een bestuursorgaan de bevoegdheid toe om een gemaakte fout te herstellen, mits het daartoe strekkende besluit niet in strijd is met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of enig algemeen rechtsbeginsel, in het bijzonder dat van de rechtszekerheid. Van dat laatste is de rechtbank niet gebleken. Een IVA-uitkering wordt weliswaar alleen toegekend aan iemand die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt wordt geacht, maar dat betekent niet dat eiseres er enkel door die toekenning op mocht vertrouwen dat zij deze uitkering tot aan de pensioengerechtigde leeftijd zou behouden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het UWV de fout alleen voor de toekomst heeft hersteld en daarbij een ruime uitlooptermijn in acht heeft genomen.
5.2
Wel is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek en zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, de expertise van medisch adviseur [naam medisch adviseur] heeft geleid tot aanvullende beperkingen in de FML van 23 november 2020. De verzekeringsarts b&b heeft daarbij niet alle door [naam medisch adviseur] voorgestelde (en door eiseres gewenste) beperkingen overgenomen. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b hierin grotendeels volgen. Zo heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd onderbouwd dat de aangevoerde toename van klachten vóór de datum in geding reeds bekend was in de bezwaarprocedure en al is meegewogen bij de opstelling van de FML. Ten aanzien van de hoofdpijnklachten heeft zij gemotiveerd dat deze van na de datum in geding zijn en bovendien nog in de onderzoekfase verkeren. De rechtbank leest in de expertise van [naam medisch adviseur] een bevestiging van dit standpunt. De verzekeringsarts b&b acht het door [naam medisch adviseur] geopperde vermoeden van PTSS feitelijk onjuist en niet ondersteund door stukken. Ook de rechtbank heeft in de stukken geen aanwijzingen voor de diagnose PTSS aangetroffen. In zoverre volgt de rechtbank het standpunt en de motivering van de verzekeringsarts b&b, en falen de grieven van eiseres op deze punten.
Wel ziet de rechtbank aanleiding te twijfelen aan de motivering van de verzekeringsarts b&b ten aanzien van het aspect ‘verdelen van de aandacht’, item 1.2 van de FML.
De verzekeringsarts b&b ziet, anders dan eiseres en [naam medisch adviseur] , geen aanleiding voor een beperking op dit aspect omdat uit de anamnese blijkt dat eiseres fietst, wandelt en tuiniert. De rechtbank acht deze motivering gelet op de beschikbare informatie ontoereikend en overweegt daartoe als volgt. Een normaalwaarde voor ‘verdelen van de aandacht’ betekent volgens het CBBS handboek dat eiseres in staat moet worden geacht de aandacht alternerend te richten op uiteenlopende informatiebronnen (autorijden in druk stadsverkeer). De primaire verzekeringsarts heeft echter gerapporteerd dat er sprake is van aandachtsproblemen waarbij eiseres in de privé situatie veel auto ongelukken heeft veroorzaakt. Ook maakt hij melding van aanwijzingen van onrust bij eiseres tijdens het spreekuur, passende bij ADHD. Ook [naam medisch adviseur] spreekt van duidelijke aanwijzingen voor aandachts- of concentratiestoornissen en vermeldt dat eiseres tijdens het spreekuur snel is afgeleid als er iets op de gang gebeurt en dat zij haar uiterste best moet doen om een samenhangend antwoord te geven.
Het CBBS handboek stelt bovendien dat het niet goed kunnen verdelen van de aandacht een symptoom is bij psychiatrische, neurologische en ontwikkelingsstoornissen. Niet in geschil is dat eiseres lijdt aan een ernstige vorm van ADHD, een neurobiologische ontwikkelingsstoornis volgens de DSM-5.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de motivering van de verzekeringsarts b&b voor het niet opnemen van een beperking ten aanzien van aspect 1.2 ‘verdelen van de aandacht’ ontoereikend.
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal verweerder in de gelegenheid stellen om met inachtneming van wat onder 5.2 staat vermeld, een aanvullende motivering te geven op aspect 1.2 ‘verdelen van de aandacht’ van de FML. Indien nodig kan daarop ook een nieuwe arbeidsdeskundige beoordeling plaatsvinden.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
7. De rechtbank zal de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen bepalen op zes weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient verweerder dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen zes weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in overweging 5.2 en 6 van deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier op 24 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.