5.2Wel is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek en zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, de expertise van medisch adviseur [naam medisch adviseur] heeft geleid tot aanvullende beperkingen in de FML van 23 november 2020. De verzekeringsarts b&b heeft daarbij niet alle door [naam medisch adviseur] voorgestelde (en door eiseres gewenste) beperkingen overgenomen. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b hierin grotendeels volgen. Zo heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd onderbouwd dat de aangevoerde toename van klachten vóór de datum in geding reeds bekend was in de bezwaarprocedure en al is meegewogen bij de opstelling van de FML. Ten aanzien van de hoofdpijnklachten heeft zij gemotiveerd dat deze van na de datum in geding zijn en bovendien nog in de onderzoekfase verkeren. De rechtbank leest in de expertise van [naam medisch adviseur] een bevestiging van dit standpunt. De verzekeringsarts b&b acht het door [naam medisch adviseur] geopperde vermoeden van PTSS feitelijk onjuist en niet ondersteund door stukken. Ook de rechtbank heeft in de stukken geen aanwijzingen voor de diagnose PTSS aangetroffen. In zoverre volgt de rechtbank het standpunt en de motivering van de verzekeringsarts b&b, en falen de grieven van eiseres op deze punten.
Wel ziet de rechtbank aanleiding te twijfelen aan de motivering van de verzekeringsarts b&b ten aanzien van het aspect ‘verdelen van de aandacht’, item 1.2 van de FML.
De verzekeringsarts b&b ziet, anders dan eiseres en [naam medisch adviseur] , geen aanleiding voor een beperking op dit aspect omdat uit de anamnese blijkt dat eiseres fietst, wandelt en tuiniert. De rechtbank acht deze motivering gelet op de beschikbare informatie ontoereikend en overweegt daartoe als volgt. Een normaalwaarde voor ‘verdelen van de aandacht’ betekent volgens het CBBS handboek dat eiseres in staat moet worden geacht de aandacht alternerend te richten op uiteenlopende informatiebronnen (autorijden in druk stadsverkeer). De primaire verzekeringsarts heeft echter gerapporteerd dat er sprake is van aandachtsproblemen waarbij eiseres in de privé situatie veel auto ongelukken heeft veroorzaakt. Ook maakt hij melding van aanwijzingen van onrust bij eiseres tijdens het spreekuur, passende bij ADHD. Ook [naam medisch adviseur] spreekt van duidelijke aanwijzingen voor aandachts- of concentratiestoornissen en vermeldt dat eiseres tijdens het spreekuur snel is afgeleid als er iets op de gang gebeurt en dat zij haar uiterste best moet doen om een samenhangend antwoord te geven.
Het CBBS handboek stelt bovendien dat het niet goed kunnen verdelen van de aandacht een symptoom is bij psychiatrische, neurologische en ontwikkelingsstoornissen. Niet in geschil is dat eiseres lijdt aan een ernstige vorm van ADHD, een neurobiologische ontwikkelingsstoornis volgens de DSM-5.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de motivering van de verzekeringsarts b&b voor het niet opnemen van een beperking ten aanzien van aspect 1.2 ‘verdelen van de aandacht’ ontoereikend.
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal verweerder in de gelegenheid stellen om met inachtneming van wat onder 5.2 staat vermeld, een aanvullende motivering te geven op aspect 1.2 ‘verdelen van de aandacht’ van de FML. Indien nodig kan daarop ook een nieuwe arbeidsdeskundige beoordeling plaatsvinden.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
7. De rechtbank zal de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen bepalen op zes weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient verweerder dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen zes weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.