ECLI:NL:RBZWB:2021:138

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 19_4346
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand aan gedetineerde op basis van de Participatiewet

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn curator, en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De eiser had een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend, welke was afgewezen door Orionis op 21 maart 2019. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd door Orionis ongegrond verklaard in een besluit van 19 juli 2019. De eiser, die gedetineerd was, stelde dat hij recht had op bijzondere bijstand voor de kosten van zijn curator, ondanks zijn detentie. De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens artikel 13 van de Participatiewet geen recht op bijstand bestaat voor personen die gedetineerd zijn. De rechtbank overwoog dat er geen zeer dringende redenen waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door Orionis op goede gronden was en dat er geen acute noodsituatie was die bijzondere bijstand noodzakelijk maakte. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4346 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2021 in de zaak tussen

[naam eiser 1] , h.o.d.n. [naam bewindvoeringskantoor] , gevestigd te [plaatsnaam] , in de hoedanigheid van curator van [naam curator] , eiser

en

Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 21 maart 2019 (primair besluit) heeft Orionis eisers aanvraag voor bijzondere bijstand afgewezen.
In het besluit van 19 juli 2019 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Orionis heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 27 november 2020. Eiser en zijn curator zijn niet verschenen. Namens Orionis was [naam aanwezige namens verweerder] aanwezig.

Feiten en omstandigheden

1. Eiser ontving een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet van Baanbrekers. Bij beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 28 december 2016 is hij onder curatele gesteld. Daarbij is [naam eiser 1] , h.o.d.n. [naam bewindvoeringskantoor] , benoemd tot curator. Bij besluit van 28 januari 2019 heeft Baanbrekers de bijstandsuitkering met ingang van 22 januari 2019 ingetrokken, omdat eiser gedetineerd is geraakt in de PI in Middelburg.
Eiser heeft op 12 februari 2019 bij Orionis bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van zijn curator van € 2.268,21, bankkosten van € 4,95 en telefoonkosten van € 19,00 per maand.
Bij het primaire besluit heeft Orionis de aanvraag afgewezen, omdat eiser vanwege zijn detentie niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Orionis stelt dat er in geval van detentie geen recht op bijstand bestaat. Dit geldt ook voor bijzondere bijstand. Er is geen sprake van dringende redenen om in het geval van eiser toch bijzondere bijstand te verlenen. Verder is het volgens Orionis de vraag waaruit de werkzaamheden van de curator nog bestaan, omdat de volledige verzorging en begeleiding vanuit de PI wordt verzorgd.

Beroepsgronden

2. Eiser stelt dat hij in aanmerking dient te komen voor bijzondere bijstand. Dat hij gedetineerd is, doet immers niet af aan het feit dat er maandelijks kosten gemaakt worden voor zijn curator, terwijl hij geen inkomen heeft. Anders dan waar Orionis kennelijk van uitgaat, gaan de werkzaamheden van de curator gewoon door tijdens zijn detentie. De curator bezoekt eiser maandelijks, is in gesprek met betrokken partijen, voert overleg met zijn advocaat over het verloop van de detentie en neemt beslissingen over de nabije toekomst.

Wettelijk kader

3. Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet heeft geen recht op bijstand degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet kan het college aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

Overwegingen

4. De rechtbank stelt vast dat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet in dit geval aan bijstandverlening in de weg staat. Eiser is immers gedetineerd geweest en heeft daardoor zijn recht op bijstand verloren.
Artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet biedt de mogelijkheid om desondanks bijzondere bijstand te verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808) is daarvan sprake als een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Daarbij dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is.
5. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om te oordelen dat Orionis in zijn geval tot verlening van bijzondere bijstand had moeten overgaan. Gesteld noch gebleken is immers dat er sprake is van een acute noodsituatie als hiervoor bedoeld. Orionis heeft de aanvraag van eiser dan ook op goede gronden afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 12 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.