In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.A.L. Timmermans, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had een aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ingediend, welke door het college op 6 januari 2020 was afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 6 februari 2020. Eiseres heeft hiertegen tijdig beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 3 december 2019 een aanvraag om bijstandsuitkering heeft ingediend, maar dat het college onvoldoende informatie had ontvangen om haar recht op bijstand vast te stellen. Eiseres had in de periode voorafgaand aan haar aanvraag in Somalië gewoond en moest aantonen hoe zij in haar levensonderhoud had voorzien. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom het recht op bijstand niet per 3 december 2019 kon worden vastgesteld, gezien de omstandigheden die bekend waren bij het college ten tijde van het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat eiseres recht heeft op bijstandsuitkering per 3 december 2019. Tevens is het college opgedragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.