ECLI:NL:RBZWB:2021:1349
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens onttrekking van woonruimte en de vraag of eiser als overtreder kan worden aangemerkt
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een bestuurlijke boete die aan eiser was opgelegd wegens het zonder vergunning onttrekken van woonruimte. Eiser, die een woning huurde in Tilburg, werd door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg als overtreder aangemerkt na de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning. Het college legde een boete op van € 4.000,-, welke later werd verlaagd naar € 1.894,18 na het gegrond verklaren van het bezwaar van eiser. Eiser stelde dat hij niet als overtreder kon worden aangemerkt, omdat hij de woning in 2003 had verlaten en aan een derde had overgedragen. De rechtbank oordeelde echter dat het college terecht had geconcludeerd dat eiser als overtreder kon worden aangemerkt, omdat het huurcontract en het energiecontract nog op zijn naam stonden en er huurbetalingen waren verricht, ook na zijn vertrek uit de woning. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waardoor de opgelegde boete standhield. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders met betrekking tot het gebruik van de door hen gehuurde woningen en de mogelijkheid van het college om bestuurlijke boetes op te leggen voor overtredingen van de Huisvestingswet.