ECLI:NL:RBZWB:2021:1292
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van de datum van omzetverlies in het kader van de NOW-regeling als nieuwe aanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de wijziging van de datum van verwacht omzetverlies in het kader van de NOW-regeling. Eiseres had op 6 april 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op basis van de NOW-1, waarbij zij aangaf vanaf 1 mei 2020 een omzetverlies van 50% te verwachten. Na de indiening van de aanvraag heeft eiseres op 8 april 2020 een bezwaar ingediend, waarin zij stelde dat de ingangsdatum van het omzetverlies 1 maart 2020 moest zijn. De minister heeft echter geweigerd om de meetperiode aan te passen, omdat de NOW-regeling slechts één aanvraag per loonheffingennummer toestaat.
De rechtbank heeft overwogen dat de wijziging van de datum van omzetverlies een wezenlijke wijziging van de aanvraag betreft, die niet kan worden aangemerkt als een wijziging van ondergeschikte aard. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat het toestaan van wezenlijke wijzigingen na indiening van de aanvraag de uitgangspunten van snelheid en controleerbaarheid van de regeling in gevaar zou kunnen brengen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister op goede gronden heeft geweigerd de meetperiode aan te passen en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.