In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. De eiser had een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet, maar deze aanvraag werd op 26 augustus 2019 door het college afgewezen. Het college verklaarde de bezwaren van de eiser tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 30 januari 2020. De eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.
Tijdens de zitting op 4 februari 2020 is de eiser niet verschenen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. M. Niessen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende informatie heeft verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen. De eiser had eerder zijn aanvraag ingetrokken om zich op zijn bedrijf te richten, maar meldde zich later opnieuw aan voor bijstand met terugwerkende kracht. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aan zijn informatieplicht had voldaan, wat leidde tot de conclusie dat het college terecht de bijstandsaanvraag had afgewezen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser psychische klachten had, maar dat hij deze niet had onderbouwd met medische stukken. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om af te wijken van de afwijzing van de bijstandsaanvraag. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.