ECLI:NL:RBZWB:2021:1282

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1094 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bouwstop zorgwoning

Op 16 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen om een bouwstop op te leggen voor een zorgwoning op een perceel in de gemeente Borsele. De verzoekers, die aan weerszijde van het perceel wonen, waren van mening dat het college van burgemeester en wethouders niet tijdig had beslist op hun verzoek om de bouw stil te leggen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zitting heeft plaatsgevonden op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op 25 november 2020 een omgevingsvergunning was verleend aan een derde partij voor de bouw van de zorgwoning. Verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar dit bezwaar was niet tijdig ingediend. De voorzieningenrechter had eerder, op 24 februari 2021, geoordeeld dat het bezwaar van verzoekers niet verschoonbaar was en had de omgevingsvergunning niet geschorst. De bouw was inmiddels gestart.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning niet ter discussie stond in deze procedure. Verzoekers hadden niet tijdig bezwaar gemaakt tegen de vergunning en het was in strijd met de goede procesorde om dit nu alsnog te doen via een handhavingsverzoek. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een bouwstop niet kon worden toegewezen, omdat er geen strijd met het bestemmingsplan was aangetoond. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1094 VV

uitspraak van 16 maart 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[namen verzoekers],, te [woonplaats verzoekers], verzoekers,

gemachtigde: mr. J. van Ossewaarde
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam stichting],te [vestigingsplaats stichting].

Procesverloop

Verzoekers hebben beroep ingesteld wegens het volgens hen niet tijdig beslissen van verweerder op het door hen ingediende verzoek om de bouw van een zorgwoning op het perceel [adres perceel] te [plaats perceel] stil te leggen.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op 25 november 2020 is aan derde partij een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een zorgwoning op het perceel [adres perceel] te [plaats perceel].
Verzoekers wonen aan weerszijde van dit perceel en hebben bezwaar gemaakt tegen deze omgevingsvergunning. Zij hebben tevens op 30 januari 2021 de voorzieningenrechter verzocht om de omgevingsvergunning te schorsen. Bij uitspraak van 24 februari 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:746, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat verzoekers hun bezwaar niet binnen de bezwaartermijn hebben ingediend en dat die termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De voorzieningenrechter heeft de omgevingsvergunning daarom niet geschorst en inmiddels is derde partij begonnen met de bouw van de zorgwoning.
Vervolgens hebben verzoekers aan verweerder verzocht om een bouwstop op te leggen. Volgens hen is de bouw van een zorgwoning in strijd met de bestemming “Wonen” die ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “[naam bestemmingsplan]” op het perceel rust. Om het bouwplan te kunnen vergunnen had moeten worden afgeweken van het bestemmingsplan en dat is niet gebeurd, aldus verzoekers.
2. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat geen verdere bouwwerkzaamheden op het perceel [adres perceel] te [plaats perceel] mogen worden uitgevoerd dan wel verweerder op te dragen een bouwstop op te leggen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Het bouwplan ziet volgens verzoekers op het realiseren een tiental slaapkamers, drie badkamers en een kantoor ten behoeve van 24-uurs opvang van minderjarigen
met begeleiding (ook ‘s nachts). Dit spoort met de aanvraag van derde partij, waarin is aangekruist dat het gaat om de bouw van een zorgwoning annex groepswoning voor 24-uurs zorg (zorgverleners in huis). Verweerder heeft de aanvraag met de bouwtekeningen beoordeeld en heeft de omgevingsvergunning verleend, wetende dat de woning gebruikt zal gaan worden voor 24-uurs zorg. Verweerder heeft in de omgevingsvergunning expliciet overwogen dat het bouwplan voldoet aan het bestemmingsplan. Dit betekent dat verweerder op het standpunt staat dat het beoogd gebruik in overeenstemming is met de bestemming “Wonen” en dat het daarom niet nodig was om af te wijken van het bestemmingsplan. Voor zover verzoekers het met dat oordeel niet eens waren, hadden ze dat kenbaar kunnen maken door tijdig bezwaar te maken tegen de omgevingsvergunning. Uit artikel 2.10, tweede lid van de Wabo vloeit immers voort dat de onderhavige omgevingsvergunning tevens het impliciete oordeel behelst dat een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan niet nodig is. Verzoekers hebben niet tijdig bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Het zou in strijd met een goede procesorde zijn als verzoekers dat nu door middel van een handhavingsverzoek alsnog kunnen doen.
5. In deze procedure staat niet de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning ter discussie. Dat leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verweerder niet bevoegd is om een bouwstop op te leggen wegens strijd met het bestemmingsplan. Voorts is gesteld noch gebleken dat derde partij bouwt in afwijking van de omgevingsvergunning. Onder deze omstandigheden ligt het niet in de rede dat de voorzieningenrechter gaat bepalen dat geen verdere bouwwerkzaamheden op het perceel [adres perceel] te [plaats perceel] mogen worden uitgevoerd.
Het verzoek om voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 16 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.