ECLI:NL:RBZWB:2021:1230

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
C/02/375848 / FA RK 20-4367
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een meerderjarige door pleegouders onder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2021 uitspraak gedaan over de adoptie van een meerderjarige, [belanghebbende 1], door haar pleegouders, verzoekers. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van zeer bijzondere omstandigheden die het mogelijk maakten om de voorwaarde van minderjarigheid, zoals neergelegd in artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a, BW, buiten toepassing te laten. De verzoekers, die sinds 1983 met elkaar zijn gehuwd, hebben [belanghebbende 1] vanaf haar jonge leeftijd verzorgd en opgevoed. De moeder van [belanghebbende 1] heeft geen verweer gevoerd tegen de adoptie en heeft via e-mail haar instemming gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie in het belang van [belanghebbende 1] is, ondanks dat zij meerderjarig is. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het recht op respect voor het privé- en gezinsleven, zoals gewaarborgd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeerde dat de adoptie noodzakelijk was om de bestaande emotionele band tussen [belanghebbende 1] en haar pleegouders juridisch te bevestigen. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en bepaald dat de geslachtsnaam van [belanghebbende 1] zal blijven luiden zoals deze is.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/375848 / FA RK 20-4367
datum uitspraak: 16 februari 2021
beschikking betreffende adoptie meerderjarige
in de zaak van
[verzoeker 1](de man),
en
[verzoeker 2](de vrouw),
hierna te noemen: verzoekers,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen: [belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 20 augustus 2020 ontvangen verzoekschrift tot adoptie, met bijlagen;
- de brief van de moeder van 21 november 2020.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 20 januari 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen verzoekers, bijgestaan door hun advocaat, en [belanghebbende 1] .
Alhoewel correct opgeroepen is de moeder (met voorafgaand bericht van afwezigheid) niet verschenen.

2.De feiten

2.1
[belanghebbende 1] (destijds nog genaamd: [belanghebbende 1] ) is op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] als kind van de moeder geboren. Zij heeft geen juridische vader.
2.2
[belanghebbende 1] woont sinds [datum] 1999 bij verzoekers.
2.3
Bij beschikking van de rechtbank Middelburg van [datum] 2000 is de moeder ontheven van het ouderlijk gezag over [belanghebbende 1] en is Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland benoemd tot voogdes over haar.
2.4
Bij beschikking van de rechtbank Middelburg van [datum] 2009 is Stichting Bureau Jeugdzorg ontslagen als voogdes over [belanghebbende 1] en is de man tot voogd over haar benoemd.
2.5
Verzoekers zijn sinds 10 augustus 1983 met elkaar gehuwd.
2.6
Bij Koninklijk Besluit van 1 april 2010 is de geslachtsnaam van [belanghebbende 1] gewijzigd in ‘ [naam] ’.
2.7
[belanghebbende 1] heeft inmiddels de meerderjarige leeftijd bereikt.

3.De verzoeken

3.1
Verzoekers verzoeken:
I. de adoptie uit te spreken van [belanghebbende 1] door verzoekers;
II. te verstaan dat de geslachtsnaam van [belanghebbende 1] zal (blijven) luiden: [naam] .
3.2
De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de verzoeken.
3.3.
[belanghebbende 1] stemt in met de verzoeken.
3.4
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Adoptie
4.1.1
Ingevolge artikel 1:227, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan een dergelijk verzoek door twee personen tezamen worden gedaan indien zij tenminste zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Het verzoek tot adoptie kan ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW vervolgens slechts alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
4.1.2
Op grond van artikel 1:228, eerste lid, BW dient aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
4.1.3
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling dat aan de voorwaarden als bepaald in artikel 1:227, eerste, tweede en derde lid, BW en artikel 1:228 BW, eerste lid, is voldaan, behalve de voorwaarde als genoemd onder a. Vaststaat dat [belanghebbende 1] ten tijde van de indiening van het inleidend verzoekschrift op 21 jaar oud en dus meerderjarig was, zodat niet is voldaan aan deze voorwaarde.
Ten aanzien van de voorwaarde als genoemd onder d stelt de rechtbank vast dat de moeder via e-mail heeft aangegeven dat zij akkoord is met het verzoek tot adoptie. Aan de voorwaarde als genoemd onder d is dus voldaan. De moeder heeft verder aangegeven dat zij het allerbeste wenst voor haar dochter en dat zij haar bij dit verzoek niet in de weg wil staan.
4.1.4
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of ondanks dat niet is voldaan aan de voorwaarde als genoemd onder d, de adoptie toch kan worden uitgesproken.
4.1.5
Namens verzoekers is gesteld dat het feit dat [belanghebbende 1] meerderjarig is niet in de weg mag staan aan de door hen gewenste adoptie. Daarvoor beroepen zij zich op een verschoonbare termijnoverschrijding en op het feit dat de weigering deze adoptie toe te staan een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven of privéleven van verzoekers en/of [belanghebbende 1] , zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), oplevert.
4.1.6
Artikel 8 EVRM luidt als volgt:
lid 1: Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie;
lid 2: Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
4.1.7
Uit jurisprudentie (zoals de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 7 januari 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:67) volgt dat hoewel adoptie door de wetgever primair werd gezien als een maatregel van kinderbescherming, adoptie verder gaat in haar effecten dan voor het doel van kinderbescherming vereist is. Bovendien grijpt adoptie in in het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouders en hun bloed- en aanverwanten enerzijds, en het adoptiefkind en zijn eventuele toekomstige echtgenoot en nakomelingen anderzijds, welke betrekkingen ook na het meerderjarig worden van het kind blijven bestaan en nog kunnen ontstaan. Daarnaast worden door adoptie de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. Betrokkenen kunnen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens de meerderjarigheid nog belang hebben, ook al kan de adoptie wegens de bereikte meerderjarigheid niet meer het karakter van een maatregel van kinderbescherming hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan.
4.1.8
Verder volgt uit jurisprudentie dat aan artikel 8, lid 1, EVRM geen ongeclausuleerd recht op adoptie kan worden ontleend. Dat adoptie slechts mogelijk is indien wordt voldaan aan de door de nationale wet daaraan gestelde eisen, levert dus op zichzelf bezien geen ongeoorloofde inbreuk op een door artikel 8, lid 1, EVRM beschermd recht op. Aan artikel 8 EVRM kan wel het recht op bescherming van het gezinsleven tussen (pleeg)ouders en een door hen in hun gezin opgenomen kind worden ontleend. Dat betekent dat een weigering een adoptie toe te staan onder bijzondere omstandigheden wel een inbreuk kan opleveren op de door artikel 8 EVRM gegarandeerde rechten. In dat geval moet sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke (nationale) bepaling (van openbare orde) rechtvaardigen.
4.1.9
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden. Allereerst is gebleken dat verzoekers vanaf het moment dat [belanghebbende 1] circa drie maanden oud was onafgebroken de zorg en opvoeding over haar hebben gedragen en dat er sprake is van een hechte, emotionele gezinsband. [belanghebbende 1] ziet verzoekers gevoelsmatig als haar ouders. Voor zowel verzoekers als [belanghebbende 1] is het belangrijk dat hun onderlinge band juridisch bevestigd wordt in die zin dat er een familierechtelijke betrekking tussen hen tot stand komt. Daarnaast is gebleken dat contact tussen [belanghebbende 1] en de moeder inmiddels al jarenlang ontbreekt en voordien slecht sporadisch plaatsvond. Met haar biologische vader heeft [belanghebbende 1] nooit contact gehad en hij staat ook niet geregistreerd als haar juridische vader.
4.1.10
Verder hebben verzoekers voldoende aannemelijk gemaakt dat zij (en [belanghebbende 1] ) er niet bekend mee waren dat een van de wettelijke vereisten om te kunnen adopteren is dat het te adopteren kind nog minderjarig is. Zij hebben zich gebaseerd op informatie die zij van de bij hun gezin betrokken hulpverlening hebben gekregen en hebben van hen juist begrepen dat adoptie pas mogelijk zou zijn op het moment dat [belanghebbende 1] 18 jaar zou zijn. Verzoekers zijn er van uitgegaan dat de informatie van deze hulpverlener (in hun ogen de expert op dit gebied) juist was en hebben nooit nader juridische advies ingewonnen. Verder hebben verzoekers de keus altijd aan [belanghebbende 1] willen laten of zij al dan niet door hen geadopteerd wenste te worden. Ook om die reden hebben verzoekers gewacht met het indienen van een verzoek tot adoptie tot zij meerderjarig was en de keus zelf weloverwogen kon maken. Dat het vervolgens nog enige tijd heeft geduurd voor het onderhavige verzoek werd ingediend, had te maken met de studie van [belanghebbende 1] en de (ernstige) gezondheidsproblemen van de man. De prioriteiten binnen het gezin lagen op dat moment bij hem en niet bij het indienen van een verzoek tot adoptie. Inmiddels heeft [belanghebbende 1] haar studie afgerond. Zij is pas echt serieus over adoptie na gaan denken toen haar biologische broer overleed en zij zich realiseerde dat zij in familierechtelijk en dus ook erfrechtelijk opzicht verbonden is aan mensen waar ze geen band mee voelt en die zij feitelijk niet kent. [belanghebbende 1] heeft niet alleen de wens om de band die zij met verzoekers en hun kinderen heeft juridisch bevestigd te zien, zij beschouwt verzoekers als haar ouders, maar ook de behoefte dat de familierechtelijke band met haar moeder en andere (biologische) familieleden wordt verbroken, omdat contact met haar biologische familie al zeer lange tijd ontbreekt en zij geen enkele band met hen ervaart.
4.1.11
Gelet op de door verzoekers geschetste omstandigheden, is het naar het oordeel van de rechtbank begrijpelijk dat zij niet eerder een verzoek tot adoptie hebben ingediend. De rechtbank acht de door verzoekers aangevoerde omstandigheden daarbij zodanig ingrijpend, dat niet van hen kon worden gevergd dat zij het verzoek tot adoptie eerder zouden hebben ingediend. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een weigering om adoptie van [belanghebbende 1] door verzoekers toe te staan, een ongeoorloofde inmenging in het recht op familie- en gezinsleven van [belanghebbende 1] en verzoekers, als bedoeld in artikel 8 lid 2 EVRM, oplevert. Hoewel adoptie in dit geval niet meer het karakter heeft van een maatregel van kinderbescherming, is de rechtbank van oordeel dat [belanghebbende 1] een zwaarwegend belang heeft bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking met verzoekers, alsmede bij de juridische bevestiging van de emotionele band die zij met verzoekers heeft en van het gevoel dat zij en verzoekers tot één gezin en familie behoren. Adoptie is daarvoor, vanwege de vergaande gevolgen van deze maatregel, momenteel feitelijk de enige mogelijkheid waarin de wet voorziet. Onder deze zeer bijzondere omstandigheden acht de rechtbank het buiten toepassing laten van de in artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a, BW neergelegde voorwaarde van minderjarigheid gerechtvaardigd.
4.1.12
De rechtbank van oordeel dat het in het belang van [belanghebbende 1] en verzoekers is dat de familierechtelijke betrekking tussen haar en de moeder ophoudt te bestaan en er nieuwe familierechtelijke betrekkingen worden gevestigd tussen [belanghebbende 1] en verzoekers en hun kinderen. Het verzoek tot adoptie zal daarom worden toegewezen.
4.2
Geslachtsnaam
4.2.1
Door de adoptie komt [belanghebbende 1] in familierechtelijke betrekking te staan tot verzoekers, en krijgt zij ingevolge artikel 1:5 lid 3 BW van rechtswege de geslachtsnaam van de man. [belanghebbende 1] heeft reeds de geslachtsnaam van de man. [belanghebbende 1] heeft verklaard dat zij de geslachtsnaam van de man wil (blijven) houden.
4.2.2
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, verstaan dat de geslachtsnaam van [belanghebbende 1] “ [naam] ” zal (blijven) luiden.

5.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de adoptie van [belanghebbende 1] [naam] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999, door Simon Engel [naam] en [verzoeker 2] ;
verstaat dat [belanghebbende 1] [naam] de geslachtsnaam ‘ [naam] ’ zal (blijven) dragen;
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Breda.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. van Triest, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021 in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.