ECLI:NL:RBZWB:2020:738

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1643
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan eiseres wegens schending van de inlichtingenplicht in het kader van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst. Eiseres had een boete opgelegd gekregen van € 1.140,- wegens het niet melden van verkopen op Marktplaats en Bol.com, wat leidde tot een schending van de inlichtingenplicht. Na bezwaar van eiseres werd de boete verlaagd naar € 1.026,-, maar eiseres ging hiertegen in beroep. Tijdens de zitting op 22 januari 2020 werd de zaak besproken, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden. Eiseres had geen objectieve gegevens over haar verkopen overlegd en haar stelling dat alle verkopen giraal waren gedaan, werd niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de activiteiten van eiseres op Marktplaats en Bol.com als handel moesten worden aangemerkt en dat zij deze activiteiten had moeten melden. De rechtbank vond de opgelegde boete van € 1.026,- passend en geboden, gezien de omstandigheden van de zaak.

Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiseres had de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma, en werd openbaar uitgesproken op 18 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1643 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. H. Selçuk,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 januari 2018 heeft het college aan eiseres een boete opgelegd van € 1.140,-.
In het besluit van 6 maart 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 15 januari 2018 gegrond verklaard en de boete verlaagd naar € 1.026,-.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 22 januari 2020. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde, en [naam vertegenwoordiger] namens het college.

Overwegingen

Intrekking en terugvordering van de uitkering
1. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken over de periode van 27 november 2014 tot en met 16 mei 2016. Ook is er een bedrag van € 17.578,48 van eiseres teruggevorderd. Dit omdat zij niet heeft gemeld dat zij spullen verkocht op Marktplaats en Bol.com, en er volgens het college geen sprake was van incidentele verkoop van privégoederen. Eiseres heeft daarmee de inlichtingenplicht geschonden en als gevolg daarvan te veel bijstand ontvangen.
De rechtbank heeft op 29 mei 2018 het beroep van eiseres in die zaak ongegrond verklaard (ECLI:NL:RBZWB:2018:3236). Eiseres heeft hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak en die zaak loopt nog bij de Centrale Raad van Beroep.
Bestuurlijke boete
2. Het college legt een bestuurlijke boete op als een belanghebbende de inlichtingenplicht heeft geschonden [1] . Daarvoor gelden wel een aantal regels. Kort gezegd, komen die regels op het volgende neer.
Bewijslast
In het geval van eiseres heeft de schending van de inlichtingenplicht geleid tot intrekking van de uitkering en het opleggen van een boete. De bewijslast voor het college bij het opleggen van de boete is echter zwaarder dan die bij de intrekking van de uitkering. Dit komt omdat het bij de boete gaat om een punitieve sanctie (bestraffend) en bij de intrekking van de uitkering om een reparatoire sanctie (herstellend).
Hoogte boete
Het uitgangspunt is dat de hoogte van de boete gelijk is aan het bedrag dat de belanghebbende ten onrechte aan bijstand ontving. Dit wordt het benadelingsbedrag genoemd. Het college moet echter ook rekening houden met de verwijtbaarheid en de financiële omstandigheden van de belanghebbende.
Verwijtbaarheid
Het college moet bepalen of er sprake is van opzet, grove schuld, normale verwijtbaarheid of verminderde verwijtbaarheid. Het college mag in principe uitgaan van normale verwijtbaarheid. Bij de vraag of er sprake is van opzet of grove schuld ligt de bewijslast bij het college. Bij de vraag of er sprake is van verminderde verwijtbaarheid ligt de bewijslast bij de belanghebbende. De verwijtbaarheid is van invloed op de hoogte van de boete [2] .
Financiële omstandigheden
De belanghebbende moet de boete binnen een redelijke termijn kunnen terugbetalen. De mate van verwijtbaarheid is van invloed op die terugbetalingstermijn [3] . Het college moet daarbij ook rekening houden met de draagkracht van de belanghebbende.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Partijen verschillen in deze zaak alleen van mening over de vraag of eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden.
Wat vindt de rechtbank van deze zaak?
4. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 29 mei 2018 geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden. Er bestaat geen aanleiding om daarover in het kader van de boete anders te oordelen. Daarbij wordt nog het volgende overwogen.
Eiseres heeft tijdens de zitting aangevoerd dat zij kleiner ging wonen en dat zij daarom veel spullen van haarzelf en haar kinderen heeft verkocht. Gelet op de aard, de omvang en de regelmaat van de verkoopactiviteiten is er geen sprake geweest van incidentele verkoop van privégoederen. De activiteiten van eiseres op Marktplaats en Bol.com moeten dan ook worden aangemerkt als handel [4] . Eiseres had deze activiteiten dan ook moeten melden.
Van de schending van de inlichtingenplicht kan eiseres ook een verwijt worden gemaakt. Gelet hierop is het college in beginsel gehouden om een boete op te leggen van ten hoogste het vastgestelde benadelingsbedrag.
5. Eiseres heeft tijdens de zitting aangevoerd dat zij al haar verkopen giraal heeft gedaan. Volgens eiseres woont zij in een uithoek en reist er niemand naar Zeeland om spullen in persoon op te halen. Omdat er geen contante verkopen zijn geweest, kan het college volgens eiseres op basis van de bankafschriften vaststellen hoeveel zij heeft verdiend. Dit zou leiden tot een lager terugvorderingsbedrag en dus ook tot een lagere boete.
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Eiseres zegt wel dat zij al haar verkopen giraal heeft gedaan, maar dat wordt niet onderbouwd met objectieve gegevens. Eiseres heeft namelijk geen administratie bijgehouden van haar verkopen.
6. Het college heeft de hoogte van de boete bepaald aan de hand van de regels zoals vermeld in overweging 2 en de regelgeving (die is opgenomen in een aparte bijlage bij deze uitspraak). Het college is daarbij uitgegaan van een normale verwijtbaarheid. Ook de rechtbank vindt dat een boete van € 1.026,- passend en geboden is, gelet op de beschikbare gegevens.
7. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:46:
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
4. Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Participatiewet
Artikel 17, eerste lid:
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. […]
Artikel 18a:
1. Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, […]. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 17, eerste lid, […] niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld […] en deze overtredingen niet opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2. In dit artikel wordt onder benadelingsbedrag verstaan het bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, […] ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen.
7. Het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
10. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.
Wetboek van Strafrecht
In artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht staat dat een boete van de derde categorie € 8.300,- bedraagt (bedrag per 1 januari 2018).
Boetebesluit socialezekerheidswetten
Artikel 2:
1. Indien als gevolg van overtreding van de inlichtingenverplichting sprake is van een benadelingsbedrag, worden bij de vaststelling van de hoogte van de bestuurlijke boete de uitgangspunten in het tweede tot en met het tiende lid in acht genomen.
4. Indien geen sprake is van opzet of grove schuld ten aanzien van de overtreding van de inlichtingenverplichting, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 50 procent van het benadelingsbedrag.
5. Indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid ten aanzien van de overtreding van de inlichtingenverplichting, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 25 procent van het benadelingsbedrag.
7. Indien het benadelingsbedrag […] hoger is dan 100/75 vermenigvuldigd met het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt in afwijking van het vierde en vijfde lid, de bestuurlijke boete:
a. indien geen sprake is van opzet of grove schuld ten aanzien van de overtreding van de inlichtingenverplichting, vastgesteld op 50/75 vermenigvuldigd met het bedrag van de derde categorie;
b. indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid ten aanzien van de overtreding van de inlichtingenverplichting, vastgesteld op 25/75 vermenigvuldigd met het bedrag van de derde categorie.
8. De percentages, genoemd in het tweede tot en met zesde lid, en de factoren, genoemd in het zevende lid, onderdelen a en b, worden zo nodig verlaagd voor de vaststelling van een evenredige bestuurlijke boete.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 18a van de Participatiewet.
2.Daarbij wordt gebruik gemaakt van verschillende percentages voor opzet (100% van het benadelingsbedrag), grove schuld (75%), normale verwijtbaarheid (50%) en verminderde verwijtbaarheid (25%).
3.Daarbij wordt gebruik gemaakt van verschillende terugbetalingstermijnen voor opzet (24 maanden), grove schuld (18 maanden), normale verwijtbaarheid (12 maanden) en verminderde verwijtbaarheid (6 maanden).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3468).