ECLI:NL:RBZWB:2020:7102
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toestemming voor werkzaamheden als zelfstandige met behoud van WW-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een werkloze die een WW-uitkering ontving, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had verzocht om toestemming om als zelfstandige te werken met behoud van zijn WW-uitkering. Het UWV had deze toestemming geweigerd, omdat eiser al als zelfstandige werkzaam was voordat hij de WW-uitkering ontving. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in eerdere besluiten, gedateerd op 13 augustus en 6 september 2019, terecht had geoordeeld dat eiser geen recht had op het vrijlaten van gewerkte uren als zelfstandige. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden in de zaak onderzocht, waaronder de toekenning van de WW-uitkering en de startperiode als zelfstandige. Eiser had eerder een WW-uitkering ontvangen, maar deze was ingetrokken omdat hij in die periode loon ontving van zijn voormalige werkgever.
De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een startperiode als zelfstandige, omdat hij al werkzaamheden verrichtte als zelfstandige voordat hij de WW-uitkering ontving. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.