ECLI:NL:RBZWB:2020:7015
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afkeuring van persoonsgebonden budget door Zorgkantoor wegens overschrijding van urennorm
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangt, en CZ Zorgkantoor B.V. Het Zorgkantoor had in een brief van 3 mei 2019 aan de eiser medegedeeld dat een deel van zijn pgb-budget over de periode van januari 2018 tot en met februari 2019 voorlopig was afgekeurd voor een bedrag van € 13.800,-. Dit besluit volgde op een administratief onderzoek waaruit bleek dat de eiser, die een verstandelijke beperking en zware epilepsie heeft, meer zorguren had gedeclareerd dan was overeengekomen in de zorgovereenkomst met zijn moeder, die hem zorg verleent. De rechtbank moest beoordelen of de mededeling van het Zorgkantoor als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de mededeling van 3 mei 2019 geen rechtsgevolgen in het leven riep en dat de beroepsgronden tegen deze mededeling niet-ontvankelijk waren. De rechtbank erkende echter dat de vaststellingsbeschikking van 26 november 2019 wel als een besluit moest worden aangemerkt, en dat het beroep ook tegen deze beschikking gericht was.
De rechtbank concludeerde dat de eiser zich niet had gehouden aan de in de Regeling langdurige zorg (Rlz) neergelegde verplichting om niet meer dan 40 uur per week zorg te laten verlenen. De rechtbank volgde het Zorgkantoor in zijn beslissing om het deel van het budget dat boven deze norm uitkwam af te keuren. De rechtbank oordeelde dat het Zorgkantoor in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken en dat de belangenafweging die het Zorgkantoor had gemaakt, voldoende was. Eiser kon niet aantonen dat hij gerechtvaardigd had vertrouwd op eerdere controles van het Zorgkantoor, en het beroep werd ongegrond verklaard.