In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 oktober 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, waarbij hun aanvraag om een uitkering op grond van de Participatiewet is afgewezen. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten dat een zitting achterwege kan blijven.
Verzoekers hebben aangevoerd dat zij alle relevante stukken aan het college hebben aangeleverd en dat zij zich in een financiële noodsituatie bevinden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is, omdat het verzoek betrekking heeft op een ander besluit van het college dan eerder, maar beide besluiten berusten op hetzelfde feitencomplex. De voorzieningenrechter heeft ook gewezen op de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over herhaalde verzoeken om voorlopige voorzieningen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die het verzoek kunnen rechtvaardigen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 31 december 2020.