Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 31 december 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , wonende te [plaatsnaam eiser] , eiser,
Procesverloop
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens het college was
mr. W. Rombouts aanwezig.
Overwegingen
Feiten
Geschil
Beroepsgronden
Beoordeling
18 juni 2019, de datum waarop het primaire besluit is genomen.
- het volledig ontbreken van bestedingen en geldopnames in de gemeente [plaatsnaam] gedurende de te beoordelen periode;
- aan de huur van de kamer ligt een gebrekkig contract met daarin een niet marktconforme huurprijs ten grondslag en de huur en de afgesproken borgsom zijn bovendien feitelijk nimmer betaald;
- tijdens een huisbezoek van 3 juni 2019 wekte de beweerdelijk door eiser bewoonde kamer een onbewoonde indruk, althans waren slechts beperkt levensmiddelen en, behalve een ongeopend stuk zeep, geen verzorgingsproducten aanwezig, was de aanwezige recente post ongeopend, en waren er naast wat kleding geen persoonlijke spullen aanwezig;
Eiser heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die de rechtbank tot een ander oordeel brengen. Het enkele feit dat op 4 juni 2019 aan eiser op het adres aan het [adres hoofdverblijf eiser] persoonlijk een dagvaarding is uitgereikt, maakt dit niet anders. De rechtbank neemt zonder meer aan dat eiser incidenteel aanwezig is geweest op het door hem opgegeven adres, maar dit enkele feit leidt (nog) niet tot de conclusie dat eiser daar ook zijn hoofdverblijf had. Veeleer lijken de feiten en omstandigheden op een postadres en een incidenteel logeeradres te duiden, zoals het college ter zitting met juistheid heeft opgemerkt.
De gevallen zijn dan ook niet vergelijkbaar.
Beslissing
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 31 december 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.