In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. Gomez Espinosa, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser had een aanvraag om bijstandsuitkering ingediend, welke door het college op 21 juni 2019 werd afgewezen. Tevens werd een eerder verleend voorschot van € 210,- teruggevorderd. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser tegen deze afwijzing op 22 januari 2020 ongegrond, waarna de eiser beroep instelde bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 20 november 2020 werd het beroep besproken. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende informatie had verstrekt over zijn woon- en verblijfsituatie, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank stelde vast dat de eiser meerdere keren de gelegenheid had gekregen om inlichtingen te verstrekken, maar deze kansen niet had benut. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat de inlichtingenplicht was geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.