ECLI:NL:RBZWB:2020:6614

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
C/02/378816 / JE RK 20-2240 en C/02/378821 / JE RK 20-2242
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging zorgregeling in een jeugdzorgzaak met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], geboren in 2008 en 2011. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 9 januari 2020 en diende te worden verlengd tot 9 januari 2022. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarigen onveranderd zijn en dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt. De ouders zijn niet in staat gebleken om op een constructieve manier samen te werken, wat leidt tot onrustige situaties voor de kinderen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen en de zorgregeling te wijzigen toegewezen.

De GI heeft verzocht om de zorgregeling te wijzigen, omdat de huidige regeling leidt tot onduidelijkheid en spanningen tussen de ouders. De kinderrechter heeft de wens van de minderjarigen om de kerstdagen te verdelen tussen de ouders gevolgd en de zorgregeling aangepast. De minderjarigen zullen in de even weken bij de moeder verblijven en in de oneven weken bij de vader, met specifieke wisselmomenten. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de continuïteit van de zorg door de GI in het geding kan komen door een mogelijke stopzetting van de financiering per 1 januari 2021, wat zorgwekkend is voor de toekomst van de minderjarigen.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/378816 / JE RK 20-2240 en C/02/378821 / JE RK 20-2242
Datum uitspraak: 11 december 2020
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en wijzigen van de zorgregeling
in de zaak van

STICHTING INTERVENCE, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),

gevestigd te Middelburg,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te Vlissingen,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te Middelburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek verlenging ondertoezichtstelling met bijlagen van de GI van 5 november 2020, ingekomen bij de griffie op 9 november 2020;
- het verzoek tot het wijzigen van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken met bijlagen van de GI van 6 november 2020, ingekomen bij de griffie op 9 november 2020;
- de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Kouijzer overgelegde beschikking van de meervoudige kamer van 6 februari 2020.
Op 18 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de minderjarige [minderjarige 1] , die apart is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader en [minderjarige 2] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van 9 januari 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 9 januari 2020 en tot 9 januari 2021.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van 6 februari 2020 is, voor zover van belang, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald, in die zin dat:
- de minderjarigen de even weken bij de vrouw verblijven en de oneven weken bij de man, waarbij het wisselmoment iedere vrijdag uit school is;
- de vakanties en feestdagen evenredig en in onderling overleg worden verdeeld.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling te verlengen van en met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Daarnaast heeft de GI, uitvoerbaar bij voorraad, verzocht om de – naar de kinderrechter begrijpt – bij beschikking van 6 februari 2020 vastgelegde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen te wijzigen zoals omschreven in het verzoekschrift.

De standpunten

De GI handhaaft de verzoeken. De minderjarigen worden nog steeds in hun sociaal-emotionele ontwikkeling bedreigd. Het lukt de ouders onvoldoende om tot verandering te komen en zijn momenteel onvoldoende bij machte om tot concrete afspraken te komen en om op een constructieve manier te communiceren. De samenwerking en samenspraak ontbreekt. Dit resulteert in onrustige en onvoorspelbare situaties voor de minderjarigen. Op korte termijn zal er gestart worden met SCHIP-therapie. Ook is er gestart met IPT en PMT en is er een orthopedagoog voor de minderjarigen betrokken.
Daarnaast wordt verzocht de zorgregeling te wijzigen. De minderjarigen hebben behoefte aan duidelijkheid, vooral over de feestdagen. De minderjarigen willen de kerstdagen tussen de ouders verdelen en aan de wens van de minderjarigen mag gehoor gegeven worden. Door veranderingen is wijziging noodzakelijk, maar de ouders zijn onvoldoende bij machte gebleken om hier consensus over te bereiken. De gezinsmanager heeft daarom een regeling voorgesteld. De omgangsregeling zoals vastgelegd in het verzoekschrift moet leiden tot meer duidelijk- en voorspelbaarheid.
De minderjarige [minderjarige 1] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter kenbaar gemaakt dat het goed gaat met hem. Het gaat goed thuis en hij ervaart voldoende rust. Het is voor hem wel onduidelijk welke zorgregeling zal gelden ten aanzien de kerstdagen. Hij wil graag de eerste kerstdag bij de moeder vieren en de tweede kerstdag bij de vader. De kerstdagen worden tot nu toe elk jaar verdeeld tussen de ouders, dit is hij gewend.
Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Er is wel pas laat gestart met de uitvoering hiervan en ook is tussendoor nog gewisseld van gezinsmanager. De moeder staat wel achter de voorgestelde hulpverlening, maar blijft het moeilijk vinden dat de vader haar bepaalde verwijten maakt.
De minderjarigen ervaren nog altijd spanningen. Ook verloopt de communicatie tussen de ouder nog moeizaam. De moeder hoopt dat de SCHIP-therapie hier verandering in zal brengen.
Ten aanzien van het verzoek van de GI om de zorgregeling te wijzigen wordt het volgende naar voren gebracht. Doordat 2020 een schrikkeljaar is, ontstaat het probleem dat de minderjarigen twee weken langer bij de vader verblijven. In het voorstel van de GI is dat van 26 december 2020 tot en met 8 januari 2021. Dat vindt de moeder jammer. Daarnaast zijn de kerstdagen nu tussen de ouders verdeeld. De moeder zou het liefst zien dat de minderjarigen het ene jaar kerst bij de moeder vieren, en het andere jaar kerst bij de vader. Dit zorgt voor minder wisselingen. Dit geeft rust en duidelijkheid. [minderjarige 1] heeft aangegeven de verdeling van de kerstdagen in stand te willen houden, maar het is de vraag of dit aan hem overgelaten moet worden. Tenslotte wordt naar voren gebracht dat het verzoek ziet op de jaren 2020-2021. Het zou wenselijk zijn als een regeling wordt vastgesteld tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , zodat de ouders niet elk jaar naar de kinderrechter hoeven om een regeling vast te stellen.
Het is in ieder geval van belang dat er duidelijkheid komt over de zorgregeling, omdat er nu telkens discussies blijven ontstaan.
De vader voert geen verweer tegen de voorliggende verzoeken. Hij staat achter de verlenging van de ondertoezichtstelling. Ook staat hij achter het verzoek van de GI om de zorgregeling te wijzigen. Het is van belang dat er zo min mogelijk wisselingen en strubbelingen zijn. Een beter alternatief zou een week-op, week-af regeling zijn, zodat er geen problemen ontstaan bij een schrikkeljaar. Dit heeft de vader voorgesteld, maar is verder niet opgepakt door de gezinsmanager. Het is nu echter van belang dat de minderjarigen duidelijkheid gaan krijgen. De door de GI voorgestelde regeling kan daarom door de kinderrechter bekrachtigd worden.

De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , onveranderd zijn. De communicatie tussen de ouders verloopt moeizaam. Er is sprake van wantrouwen, de communicatie is verstoord en zij zijn niet in staat gebleken op een constructieve manier met elkaar samen te werken. Daarnaast komen zij niet tot overeenstemming over een wijziging van de zorgreling. Door de aanhoudende strijd worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun sociaal-emotionele ontwikkeling bedreigd. De betrokkenheid van een gezinsmanager blijft noodzakelijk om onderlinge communicatie tussen de ouders te verbeteren en de noodzakelijk geachte hulpverlening voort te zetten om zodoende de belangen van de minderjarigen centraal te stellen. Daarbij is het wenselijk dat de ouders met het voorgestelde SCHIP-traject gaan starten zodat zij weer in gesprek kunnen gaan met elkaar en afspraken kunnen maken. De kinderrechter zal gelet op voorgaande het onweersproken verzoek toewijzen en de ondertoezichtstelling verlengen tot 9 januari 2022.
Wijzigen van de zorgregeling
Op grond van artikel 1:265 g, tweede lid, BW kan op verzoek van een met gezag belaste ouder, een omgangsgerechtigde, de minderjarige van twaalf jaar of ouder en de GI de kinderrechter de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De kinderrechter overweegt als volgt. De huidige zorgregeling zorgt voor discussie tussen de ouders en ook is er in de situatie van de minderjarigen het een en ander veranderd. Zo gaat [minderjarige 1] bijvoorbeeld naar de middelbare school. Beide ouders hebben aangegeven dat zij het grotendeels eens zijn met de door de GI verzochte wijziging van de zorgregeling. Het is van belang dat er een duidelijke zorgregeling voorhanden is welke weinig ruimte voor discussie zal openlaten voor de ouders. Dit zal uiteindelijk meer rust en vastigheid in de situatie brengen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de volgende punten specifiek aan de orde geweest, mede naar aanleiding waarvan de kinderrechter als volgt overweegt:
Ten aanzien van punt 1, de verdeling van de kerstdagen in 2020. De moeder heeft aangegeven dat zij het liefst wil dat de minderjarigen beide kerstdagen bij haar verblijven, zodat er minder wisselmomenten zijn. De kerstdagen werden tot nu toe telkens verdeeld tussen de ouders. De minderjarigen zijn dit dus ook gewend. Dit heeft [minderjarige 1] ook bevestigd in het gesprek met de kinderrechter. Tijdens dit gesprek gaf hij nogmaals aan dat hij de kerstdagen het liefst tussen de ouders wil verdelen. De kinderrechter zal de wens van [minderjarige 1] hierin volgen en conform het voorstel van de GI bepalen dat de kerstdagen tussen de ouders verdeeld worden, waarbij de minderjarigen op 26 december 2020 in de ochtend om 10.00 uur van de moeder naar de vader zullen wisselen.
Ten aanzien van punt 2, de periode van 26 december 2020 tot en met 8 januari 2021. De GI heeft voorgesteld dat de minderjarigen deze periode aaneensluitend bij de vader verblijven. Doordat 2020 een schrikkeljaar is, heeft dit jaar 53 weken. Dit neemt mee dat de minderjarigen door voornoemd voorstel van de GI een week langer bij de vader verblijven. Om de verdeling tussen de ouders evenredig te houden zal de kinderrechter het voorstel van de GI wijzigen en bepalen dat de minderjarigen op 4 januari 2021 weer wisselen van de vader naar de moeder.
Ten aanzien van punt 3, het voorstel van de moeder om de zorgregeling vast te leggen tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . De kinderrechter begrijpt de wens van de moeder. Het voorstel van de GI ziet echter op een verdeling voor de jaren 2020-2021. De ouders gaan op korte termijn aan de slag met hulpverlening en hopelijk kunnen zij op termijn zelf of met behulp van de gezinsmanager vaste afspraken maken over de zorgregeling. Mede gelet op de ontwikkelingen die de minderjarigen gaan doormaken is het vastleggen van een regeling tot aan de meerderjarigheid thans nog niet wenselijk.
De kinderrechter sluit dus grotendeels bij het verzoek van de GI aan en ziet voldoende aanleiding om de verzochte zorgregeling met de onder punt 2 genoemde wijziging vast te leggen bij beschikking. Dit brengt met zich mee dat de kinderrechter de bij beschikking van deze rechtbank van 6 februari 2020 vastgestelde zorgregeling zal wijzigen als hierna vermeld.
Ontwikkelingen rondom de GI
De kinderrechter merkt ten overvloede het navolgende op. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ontwikkelingen omtrent de GI, die voortvloeien uit het voornemen van de Zeeuwse gemeenten om het contract met (en daarmee de financiering van ) de GI per 1 januari 2021 stop te zetten, aan de orde gesteld. Partijen waren het er over eens dat dit een zorgelijke situatie is, waarbij onduidelijk is wat het toekomstperspectief van de GI is en hoe de continuïteit van de zorg voor de minderjarigen gewaarborgd kan worden. Te meer nu de ouders al eerder van gezinsmanager hebben moeten wisselen.
In de brief van 3 december 2020 aan de Tweede Kamer schrijven minister Dekker en staatssecretaris Blokhuis dat het van belang is dat de minderjarigen bij dezelfde jeugdbeschermer of -reclasseerder kunnen blijven en dat als de continuïteit van de zorg niet geborgd is, er zo nodig maatregelen worden getroffen. Ook de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid hebben bij brief van 7 december 2020 aangegeven zorgen te hebben over de situatie. De minister en staatssecretaris hebben zich achter dit standpunt geschaard.
De kinderrechter gaat er, gelet op voorgaande, van uit dat de gemeenten hun toezegging gestand zullen doen waardoor de GI (en daarmee de huidige gezinsmanager) het komende jaar betrokken kan blijven en de (verlenging van de) ondertoezichtstelling zorgvuldig kan uitvoeren.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 9 januari 2021 en tot 9 januari 2022;
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals vastgelegd in de beschikking van de meervoudige kamer van 6 februari 2020 en bepaalt dat ten aanzien van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de navolgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal gelden als volgt:
De reguliere zorgregeling
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven de oneven weekenden en de even weken bij de moeder.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven de even weekenden en de oneven weken bij de vader.
- Het wisselmoment voor [minderjarige 1] is op vrijdag. [minderjarige 1] fietst zelf naar de woning van de vader of de moeder wanneer het voor [minderjarige 1] uitkomt.
- Het wisselmoment voor [minderjarige 2] is op vrijdag na school aansluitend op haar eindtijd.
- Wanneer het vakantieperiode is en de kinderen op vrijdag niet naar school gaan, vindt het wisselmoment plaats op het schoolplein in Vlissingen om 10.00 uur.
De wisselmomenten van de reguliere zorgregeling
- De volgende vrijdagen wisselen de minderjarigen
van de vader naar de moeder:
5 maart 2021, 19 maart 2021, 2 april 2021 (goede vrijdag, wissel om 10.00 uur), 16 april 2021, 30 april 2021 (in de meivakantie, wissel om 10.00 uur), 14 mei 2021 (brugdag na Hemelvaart, wissel om 10.00 uur), 28 mei 2021, 11 juni 2021, 25 juni 2021, 9 juli 2021 en 23 juli 2021 (start van de zomervakantie).
- De volgende vrijdagen wisselen de minderjarigen
van de moeder naar de vader:
12 maart 2021, 26 maart 2021, 9 april 2021, 23 april 2021, 7 mei 2021 (einde meivakantie, wissel om 10.00 uur), 21 mei 2021, 4 juni 2021, 18 juni 2021, 2 juli 2021 en 16 juli 2021.
Kerstvakantie 2020
- Op 19 december 2020 tot en met 26 december 2020 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder. De kinderen worden op 26 december 2020 om 10.00 uur gewisseld op het schoolplein. [minderjarige 1] mag ook zelfstandig op de fiets naar de andere ouder fietsen.
- Op 26 december 2020 tot en met 4 januari 2021 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader. De kinderen worden op 4 januari 2021 weer om 10.00 uur gewisseld op het
schoolplein. [minderjarige 1] mag ook zelfstandig op de fiets naar de andere ouder fietsen.
- Hierna is de reguliere zorgregeling weer van kracht.
De voorjaarsperiode van 2021
- Op 5 februari 2021 tot en met 19 februari 2021 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder. Op vrijdag 19 februari 2021 worden de kinderen om 10.00 uur gewisseld op het schoolplein in Vlissingen. [minderjarige 1] mag ook zelfstandig op de fiets naar de andere ouder fietsen.
- Op 19 februari 2021 tot en met 5 maart 2021 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader. Op 5 maart 2021 worden de kinderen weer gewisseld zoals gewoonlijk. [minderjarige 2] wordt om 14.15 uur opgehaald van school. [minderjarige 1] fietst vanuit school weer naar de ouder.
- Op 5 maart 2021 is de reguliere zorgregeling weer van kracht.
De zomervakantie van 2021
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven van 23 juli 2021 tot en met 13 augustus 2021 bij de moeder. Op vrijdag 13 augustus 2021 worden de kinderen van de moeder naar de vader gewisseld om 10.00 uur op het schoolplein in Vlissingen.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven van 13 augustus 2021 tot en met 3 september 2021 bij de vader. Op vrijdag 3 september 2021 worden de kinderen van de vader naar de moeder gewisseld om 10.00 uur op het schoolplein in Vlissingen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.