Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
in de zaak van
STICHTING INTERVENCE, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te Goes, hierna te noemen [minderjarige] .
[minderjarige] , voornoemd,
[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,
[belanghebbende 2] , hierna te noemen de vader,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
De standpunten
Het is noodzakelijk dat er rust, stabiliteit en structuur komt voor [minderjarige] . Om die reden wordt verzocht om een verlenging van de maatregelen voor de duur van een jaar. Komend jaar moet gewerkt worden aan het vastleggen van een stabiele en duurzame omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] waarbij hulpverlening aangevraagd wordt voor begeleiding tijdens de bezoekmomenten bij de vader thuis. Daarnaast zal IPT verder aan de slag gaan met de moeder en [minderjarige] om te zorgen dat de weekendbezoeken bij de moeder rustig verlopen en escalaties worden verminderd. IPT zal met de beide ouders werken aan het leren van het stellen van grenzen. Emergis gaat daarnaast kijken naar wat [minderjarige] nodig heeft aan hulpverlening. Onderzocht moet worden waar het perspectief van [minderjarige] ligt en in de tussenliggende periode moet een stabiele en veilige woonomgeving voor [minderjarige] gehandhaafd blijven.
De beoordeling
twee weken voorafgaand aan een nader te bepalen mondelinge behandeling in maart 2021een schriftelijk verslag uit te brengen over de ontwikkelingen en de voortgang, waarbij de GI tevens zijn standpunt dient te geven over het resterende deel van het verzoek.
Het is voor de minderjarige van groot belang dat op korte termijn daadkrachtig uitvoering wordt gegeven aan de voorgenomen maatregelen. In dat kader is van groot belang dat haar vertrouwen in de hulpverlening weer wordt opgebouwd en bestendigd. De recente berichtgeving over het staken van de financiering van de GI door de betrokken gemeenten, geeft aanleiding tot zorg over de daadwerkelijke beschikbaarheid van de tot heden betrokken gezinsmanager. De kinderrechter benadrukt daarom dat, gelet op de benodigde voortgang in het dossier en de op korte termijn te nemen beslissingen, de onverkorte inzet van de thans betrokken medewerker van groot belang is. In de brief van 3 december 2020 aan de Tweede Kamer schrijven minister Dekker en staatssecretaris Blokhuis dat het van belang is dat de minderjarigen bij dezelfde jeugdbeschermer of -reclasseerder kunnen blijven en dat als de continuïteit van de zorg niet geborgd is, er zo nodig maatregelen worden getroffen. De kinderrechter gaat ervan uit dat de minister en staatssecretaris hun toezegging gestand doen.
De beslissing
maandag 15 februari 2021 (pro forma)zal oproepen voor de nader te bepalen mondelinge behandeling in maart 2021 en stelt (de advocaat van) de ouders in de gelegenheid uiterlijk voor voornoemde pro forma datum hun verhinderdata door te geven voor de maand maart 2021;