ECLI:NL:RBZWB:2020:6544

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
C/02/378101/ JE RK 20-2059
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met wisselende woonsituaties en zorgproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die binnen een jaar tijd meermalen van gezinshuis is gewisseld. De kinderrechter benadrukt de ingrijpende gevolgen voor het kind wanneer de hulpverlening hapert, wat in deze zaak duidelijk zichtbaar is. De minderjarige heeft veel wisselingen in haar woonsituatie meegemaakt en het is van groot belang dat er op korte termijn daadkrachtig uitvoering wordt gegeven aan de voorgenomen maatregelen. De kinderrechter wijst op de noodzaak om het vertrouwen van de minderjarige in de hulpverlening te herstellen en de continuïteit van zorg te waarborgen, vooral gezien de recente zorgen over de financiering van de betrokken gezinsmanager.

De kinderrechter heeft de ouders en de gecertificeerde instelling (GI) gehoord en vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht is gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing heeft gekregen. De GI heeft verzocht om verlenging van deze maatregelen, omdat de situatie van de minderjarige nog niet stabiel genoeg is. De ouders hebben hun instemming gegeven, maar er zijn zorgen over de voortgang en de communicatie met de GI. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 23 december 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 23 april 2021, met de mogelijkheid voor een tussentijdse beoordeling in maart 2021. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI een verslag moet uitbrengen over de ontwikkelingen en voortgang in de zaak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
zaakgegevens : C/02/378101/ JE RK 20-2059
datum uitspraak: 10 december 2020
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

STICHTING INTERVENCE, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),

gevestigd te Middelburg,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te Goes, hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige] , voornoemd,

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende te Goes,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de vader,

wonende te Goes,
advocaat: mr. M. Verger-Maas te Breda.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 oktober 2020 ingekomen bij de griffie op 21 oktober 2020.
De kinderrechter heeft de zaak op 10 december 2020 met gesloten deuren mondeling behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [minderjarige] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 23 december 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar en is tevens een machtiging uithuisplaatsing verleend voor de duur van een jaar, te weten tot 23 december 2020.

Het verzoek

De GI heeft verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht voor de duur van een jaar maanden met ingang van 23 december 2020 en tot 23 december 2021. Tevens is verzocht om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieder met ingang van 23 december 2020 voor de duur een jaar.

De standpunten

De GI handhaaft het verzoek. De centrale lijn is nog niet behaald. [minderjarige] kan erg beïnvloedbaar zijn en vindt het moeilijk om zich aan de regels te houden. Dit is een reden tot zorg waarbij de hechtingsproblematiek een grote rol speelt. [minderjarige] heeft goed contact met de beide ouders maar er is nog geen goedlopende en structurele omgangsregeling met de vader vastgesteld. [minderjarige] verblijft nu twee weekenden in de maand bij de moeder maar er zijn nog regelmatig spanningen en ruzies bij de moeder wanneer [minderjarige] daar verblijft. [minderjarige] verblijft nu één vrijdag per maand bij de vader. Er wordt gekeken of dit uitgebreid kan worden maar er moet nog passende begeleiding in de vorm van bezoekbegeleiding starten om dit mogelijk te maken. De situatie is nog niet stabiel genoeg om te kunnen spreken van een voorspelbaar contact tussen en met [minderjarige] en de ouders. De ouders kunnen [minderjarige] nog niet bieden wat ze nodig heeft. De ouders hebben moeite om de hulpverlening en de sturing van de GI te accepteren en zijn nog wantrouwend. Wel is de band met de hulpverlening verbeterd sinds de nieuwe voogd aan de slag is gegaan. [minderjarige] heeft dit jaar veel wisselingen in haar woonsituatie meegemaakt. Momenteel verblijft zij in een tijdelijk gezinshuis tot een blijvende en stabiele woonsituatie voor haar gevonden wordt. [minderjarige] heeft veel last van haar onzekere toekomst. Op school gaat het ook nog niet goed. Zij heeft in het verleden regelmatig verzuimd en haalt slechte cijfers.
Het is noodzakelijk dat er rust, stabiliteit en structuur komt voor [minderjarige] . Om die reden wordt verzocht om een verlenging van de maatregelen voor de duur van een jaar. Komend jaar moet gewerkt worden aan het vastleggen van een stabiele en duurzame omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] waarbij hulpverlening aangevraagd wordt voor begeleiding tijdens de bezoekmomenten bij de vader thuis. Daarnaast zal IPT verder aan de slag gaan met de moeder en [minderjarige] om te zorgen dat de weekendbezoeken bij de moeder rustig verlopen en escalaties worden verminderd. IPT zal met de beide ouders werken aan het leren van het stellen van grenzen. Emergis gaat daarnaast kijken naar wat [minderjarige] nodig heeft aan hulpverlening. Onderzocht moet worden waar het perspectief van [minderjarige] ligt en in de tussenliggende periode moet een stabiele en veilige woonomgeving voor [minderjarige] gehandhaafd blijven.
De moeder staat achter een verlenging van de maatregelen. Daarbij hoopt de zij wel dat de ondertoezichtstelling beter loopt dan het afgelopen jaar omdat ze helemaal niks zijn opgeschoten. Ook is nog steeds niet duidelijk welke hulpverlening zal starten voor [minderjarige] . De laatste tijd gaat het wel beter met [minderjarige] . Ondanks de situatie met de woningen en school doet ze het goed en is [minderjarige] opgewekt in de weekenden dat ze bij de moeder is.
Door en namens de vader is aangevoerd dat de vader instemt met de verlenging van de maatregelen maar niet zozeer met de verzochte duur van een jaar. Het communiceren tussen de ouders over zaken die [minderjarige] aangaan gaat beter en ook het contact tussen de vader en de GI is door de komst van de nieuwe gezinsvoogd verbeterd. Het probleem is wel dat er geen vooruitgang is. Er is geen uitzicht op het perspectief en een definitieve plek voor [minderjarige] . Daarnaast worstelt [minderjarige] met het feit dat ze de vader maar een middag in de maand mag zien. De omgang is ten onrechte beperkt vanwege het naleven van regels en het niet kunnen bieden van structuur door de vader. De regels worden vanuit de GI onvoldoende gecommuniceerd en de vader voelt zich niet gehoord door de GI. Verzocht wordt de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van 3 tot 6 maanden en de rest aan te houden voor een tussentijdse beoordeling.
[minderjarige] heeft in gesprek met de kinderrechter verklaard dat zij wel begrijpt dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing verlengd moeten worden. Terug thuis wonen bij de moeder of de vader gaat niet maar ze wil wel graag duidelijkheid krijgen over waar zij dan wel kan blijven wonen. In de weekenden wil ze het liefst om en om bij de moeder en de vader kunnen zijn waarbij zij wanneer het niet goed gaat terug kan vallen op het gezinshuis. Op school gaat het inmiddels wel wat beter en ze denkt dat wanneer ze alle gemiste toetsen ingehaald heeft ze het schooljaar nog wel kan halen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar. Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de concrete bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] nog altijd aanwezig is gelet op de persoonlijke problematiek van [minderjarige] en het verloop van de hulpverlening het afgelopen jaar. Het is voor alle betrokkenen duidelijk dat er nu voortgang gemaakt moet gaan worden, in het tempo dat bij de ontwikkeling van [minderjarige] past. Ook de omgang tussen de vader en [minderjarige] moet op een bij [minderjarige] passende wijze worden opgepakt. De GI moet samen met Agathos en [minderjarige] en de vader gaan kijken hoe ze dit vorm gaan geven.
Daarnaast moedigt de kinderrechter de tijdens de mondelinge behandeling afgesproken inzet van vaste overlegmomenten tussen de voogd en de ouders aan. De verlenging van de ondertoezichtstelling zal gelet hierop worden toegewezen voor een jaar.
Niet betwist wordt dat [minderjarige] niet terug thuis kan wonen bij de ouders. Om die reden dient tevens de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd te worden. De kinderrechter ziet echter wel aanleiding om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in duur te beperken, te weten voor de duur van 4 maanden, met ingang van 23 december 2020 en tot 23 april 2021, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek tot een nader te bepalen mondelinge behandeling in maart 2021. De kinderrechter is ontevreden over het rommelige en onduidelijke verloop in de woonsituatie van [minderjarige] tot nu toe en het effect dat dit heeft op de ontwikkeling van [minderjarige] op alle vlakken. Tijdens de volgende mondelinge behandeling wil de kinderrechter onder meer zien hoe is gewerkt aan het vinden van een (blijvende) passende plek en hulpverlening voor [minderjarige] . De kinderrechter verzoekt de GI uiterlijk
twee weken voorafgaand aan een nader te bepalen mondelinge behandeling in maart 2021een schriftelijk verslag uit te brengen over de ontwikkelingen en de voortgang, waarbij de GI tevens zijn standpunt dient te geven over het resterende deel van het verzoek.
In dit verband benadrukt de kinderrechter dat het juist in deze zaak, waarin de minderjarige in het afgelopen jaren meermalen tussen locaties is verplaatst en hulpverleners werden gewisseld, duidelijk zichtbaar wordt hoe ingrijpend de gevolgen voor een kind zijn wanneer (de organisatie van) de hulpverlening hapert. In deze zaak betrof dat kennelijk de pleegzorg, maar het is een vaststelling die inmiddels breder geldt.
Het is voor de minderjarige van groot belang dat op korte termijn daadkrachtig uitvoering wordt gegeven aan de voorgenomen maatregelen. In dat kader is van groot belang dat haar vertrouwen in de hulpverlening weer wordt opgebouwd en bestendigd. De recente berichtgeving over het staken van de financiering van de GI door de betrokken gemeenten, geeft aanleiding tot zorg over de daadwerkelijke beschikbaarheid van de tot heden betrokken gezinsmanager. De kinderrechter benadrukt daarom dat, gelet op de benodigde voortgang in het dossier en de op korte termijn te nemen beslissingen, de onverkorte inzet van de thans betrokken medewerker van groot belang is. In de brief van 3 december 2020 aan de Tweede Kamer schrijven minister Dekker en staatssecretaris Blokhuis dat het van belang is dat de minderjarigen bij dezelfde jeugdbeschermer of -reclasseerder kunnen blijven en dat als de continuïteit van de zorg niet geborgd is, er zo nodig maatregelen worden getroffen. De kinderrechter gaat ervan uit dat de minister en staatssecretaris hun toezegging gestand doen.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 23 december 2020 tot 23 december 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieder met ingang van 23 december 2020 tot 23 april 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het resterende deel van het verzoek aan tot een nader te bepalen zittingsdatum in de maand maart 2021, in afwachting van het verslag van de GI alsmede het standpunt over het resterende deel van het verzoek, zoals hiervoor is overwogen;
bepaalt dat de griffier van de rechtbank de GI, de ouders en de advocaat van de vader uiterlijk
maandag 15 februari 2021 (pro forma)zal oproepen voor de nader te bepalen mondelinge behandeling in maart 2021 en stelt (de advocaat van) de ouders in de gelegenheid uiterlijk voor voornoemde pro forma datum hun verhinderdata door te geven voor de maand maart 2021;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2020 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, als griffier.
(sk)
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch