In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De eiser ontving sinds 1 juni 2015 een AOW-pensioen voor een ongehuwde, maar de Svb heeft zijn pensioen per juni 2019 gewijzigd in een gehuwdenpensioen. Dit besluit was gebaseerd op de veronderstelling dat eiser en een betrokkene, die op zijn adres woonde, een gezamenlijke huishouding voerden. De Svb vorderde ook een bedrag van € 1.534,09 terug, dat onterecht was uitbetaald over de periode van juni tot en met september 2019.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, omdat eiser en de betrokkene hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en zorg voor elkaar droegen. Eiser voerde aan dat hij de wijziging in zijn woonsituatie niet had hoeven melden, maar de rechtbank oordeelde dat hij wel degelijk een inlichtingenplicht had. De rechtbank concludeerde dat de Svb het AOW-pensioen van eiser terecht heeft herzien en dat de terugvordering van het onterecht betaalde bedrag gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.