In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling (GI) nog een actieve rol te vervullen heeft, gezien de reeds opgebouwde kennis over het familienetwerk van [minderjarige]. Er zijn zorgen gerezen over de financiering van de GI door de betrokken gemeenten, wat de beschikbaarheid van de gezinsmanager in gevaar kan brengen. De kinderrechter benadrukt het belang van de inzet van de betrokken medewerker voor de voortgang van het dossier en de noodzakelijke beslissingen op korte termijn.
Het procesverloop begon met een verzoek van de GI op 3 november 2019, waarbij de ondertoezichtstelling van [minderjarige] in 2018 was gestart. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [minderjarige] herhaaldelijk verlengd. De kinderrechter heeft nu besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen met een jaar, tot 9 januari 2022, en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootmoeder moederszijde te verlengen tot 9 juli 2021. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de behandeling van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing wordt aangehouden, in afwachting van een verslag van de GI.
De kinderrechter heeft de ouders en de GI opgeroepen voor een nader te bepalen datum van mondelinge behandeling in juni 2021. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.