ECLI:NL:RBZWB:2020:6248

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5177
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WW-uitkering door UWV na onjuiste inkomstenopgave door eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de terugvordering van teveel ontvangen WW-uitkering. Eiseres ontving over de periode van augustus 2018 tot en met januari 2019 een WW-uitkering, maar heeft op de inkomstenformulieren telkens € 0,- aan inkomsten opgegeven, terwijl zij in werkelijkheid inkomsten uit arbeid ontving. Het UWV heeft eiseres in een besluit van 29 mei 2019 meegedeeld dat zij teveel uitkering heeft ontvangen en dat zij dit bedrag van € 4.093,36 moet terugbetalen. Na bezwaar van eiseres heeft het UWV het terug te betalen bedrag verlaagd naar € 3.912,18, maar eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht de WW-uitkering heeft herzien en het terugvorderingsbesluit heeft genomen. Eiseres heeft erkend dat zij wist dat zij teveel uitkering ontving, maar heeft dit op zijn beloop gelaten. De rechtbank oordeelt dat het UWV niet in gebreke is gebleven en dat eiseres niet heeft voldaan aan haar verplichtingen om correcte informatie te verstrekken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de terugvordering op basis van het bruto bedrag terecht is, omdat de terugvordering betrekking heeft op een tijdvak dat inmiddels in fiscale zin is afgesloten. Eiseres heeft inmiddels het gehele terugvorderingsbedrag aan het UWV terugbetaald.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5177 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV, kantoor Breda)
,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 29 mei 2019 (primair besluit I) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat zij over de periode augustus 2018 tot en met januari 2019 teveel uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) heeft ontvangen omdat zij inkomsten ontving waarmee geen rekening was gehouden, en dat zij de teveel ontvangen WW-uitkering ter hoogte van
€ 4.093,36 moet terugbetalen.
In het besluit van 7 augustus 2019 (primair besluit II) heeft het UWV beslist dat dit bedrag van eiseres wordt ingevorderd.
In het besluit van 24 januari 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I ongegrond en tegen primair besluit II gegrond verklaard en het terug te betalen bedrag verlaagd naar € 3.912,18.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het UWV bij brief van 17 juli 2020 verzocht aan te geven op welke grond het UWV de termijnoverschrijding ten aanzien van primair besluit I verschoonbaar acht.
Bij brief van 21 juli 2020 heeft het UWV hierop gereageerd.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 18 november 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres en haar partner en mr. M. Clemens namens het UWV. De zitting heeft met instemming van partijen plaatsgevonden via videobellen.

Overwegingen

1.
Feiten.
Bij besluit van 10 september 2018 heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat haar WW-uitkering, na beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet, wordt voortgezet met ingang van 13 augustus 2018.
Uit onderzoek van het UWV is gebleken dat eiseres inkomsten uit arbeid ontving waarmee bij de uitbetaling van haar WW-uitkering over de maanden augustus 2018 tot en met januari 2019 geen rekening is gehouden. Dit is het gevolg van het feit dat eiseres op de betreffende inkomstenformulieren heeft ingevuld dat zij € 0,- heeft verdiend. Als gevolg hiervan heeft eiseres over deze periode teveel uitkering ontvangen.
2.
Het geschil.
In geschil is of het UWV terecht de WW-uitkering van eiseres heeft herzien over de periode van augustus 2018 tot en met januari 2019 en een bedrag van € 4.093,36 van eiseres heeft teruggevorderd. Kern van het geschil is daarbij de vraag of de ten onrechte uitbetaalde WW-uitkering over de maanden augustus 2018 tot en met november 2018 bruto of netto moet worden terugbetaald.
3.
Beroepsgronden.
Eiseres voert aan dat zij een netto bedrag aan WW-uitkering heeft ontvangen en door nalatigheid van het UWV nu een bruto bedrag moet terugbetalen. Omdat eiseres in België werkt is het volgens haar de vraag óf zij de loonheffing terugkrijgt en bovendien de vraag wanneer zij dit terugkrijgt, omdat zij te maken heeft met twee belastingstelsels.
4.
Standpunt UWV.
Het UWV stelt zich inhoudelijk op het standpunt dat eiseres niet heeft voldaan aan de verplichting alle benodigde informatie volledig, correct en op tijd door te geven omdat zij op de inkomstenopgaven € 0,- aan inkomsten heeft opgegeven. Het UWV stelt dat eiseres contact met UWV had kunnen opnemen of op een andere manier navraag had kunnen doen hoe zij haar inkomsten moest opgeven. Eiseres heeft ook toegegeven dat zij wist dat zij teveel WW-uitkering ontving, maar dat op zijn beloop heeft gelaten omdat zij zoveel negatieve ervaringen met UWV heeft gehad. Het UWV stelt dat de uitkering terecht is herzien. Volgens het beleid van UWV wordt de uitkering die teveel is betaald teruggevorderd, tenzij er een dringende reden bestaat om daarvan af te zien. Het UWV ziet in dit geval geen dringende reden. Ten slotte stelt UWV dat volgens het geldende beleid het bruto bedrag wordt teruggevorderd, afgezien van de maanden december 2018 en januari 2019. De teveel betaalde uitkering over deze 2 maanden mag netto worden terugbetaald.
5.
Wettelijk kader.
Op grond van artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Werkloosheidswet (WW), voor zover hier van belang, herziet het UWV een besluit tot toekenning van een uitkering of trekt het dat in, indien de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de WW, voor zover hier van belang, wordt de uitkering die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 22a onverschuldigd is betaald, door het UWV teruggevorderd.
Op grond van artikel 47, eerste lid, van de WW bedraagt de uitkering op grond van deze wet per kalendermaand:
a. 0,75 x (A – B x C/D) – E over de eerste twee maanden waarin recht op een uitkering bestaat; en
b. 0,7 x (A – B x C/D) – E vanaf de derde maand waarin recht op een uitkering bestaat.
Hierbij staat:
A voor het maandloon;
B voor het inkomen in een kalendermaand;
C voor het dagloon;
D voor het dagloon waarnaar de uitkering zou zijn berekend indien dat niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag; en
E voor het inkomen in verband met arbeid.
6.
Beoordeling.
6.1.
Tijdigheid bezwaarschrift.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, in dit geval dus op 30 mei 2019. Dit betekent dat de termijn eindigde op 10 augustus 2019. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift is gedateerd op 16 september 2019 en door het UWV is ontvangen op 18 september 2019. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
In het bestreden besluit stelt het UWV zich op het standpunt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend maar dat gelet op de rechtspraak een bezwaarschrift tegen de invordering onder bepaalde voorwaarden ook gericht kan worden geacht tegen de herzienings- en terugvorderingsbeslissing. Nu de herziening en terugvordering pas op 29 mei 2019 is bekend gemaakt en de invordering op 7 augustus 2019, kan dat voor eiseres verwarrend zijn geweest. De rechtbank ziet in de toelichting van het UWV en in hetgeen op de zitting is besproken, aanleiding het UWV te volgen in diens standpunt dat het bezwaar tegen primair besluit I ontvankelijk is.
6.2.
Herziening
Eiseres moest elke maand op een inkomstenformulier haar inkomsten opgeven.
Op de betreffende (digitale) formulieren heeft eiseres telkens ingevuld dat zij € 0,- inkomsten had en haar loonstroken meegestuurd. Bij de toelichting heeft eiseres telkens vermeld dat zij haar loonstrook meestuurt omdat zij niet weet wat zij moet invullen, omdat zij inkomen heeft uit het buitenland.
Op de zitting heeft de gemachtigde van het UWV toegelicht dat als gevolg van het feit dat op de formulieren € 0,- is ingevuld, de WW-uitkering automatisch, zonder tussenkomst van een medewerker, is uitbetaald. Zou eiseres een bedrag hebben ingevuld, dan zou handmatig door een medewerker berekend zijn welk bedrag op de uitkering in mindering had moeten worden gebracht. Volgens het UWV had eiseres contact met het UWV moeten opnemen om te vragen hoe zij de formulieren moest invullen, gelet op haar specifieke situatie van inkomen in België uit werkzaamheden.
Eiseres wijst er in reactie hierop dat zij herhaaldelijk met het UWV gebeld heeft, maar geen goed antwoord kreeg op haar vraag hoe zij een en ander moest invullen op de inkomstenopgave. Volgens eiseres wisten de medewerkers van UWV het ook niet. Het UWV stelt zich op het standpunt dat in de gegevens niet is gebleken van (telefonische) verzoeken om informatie van eiseres.
Afgezien daarvan was het eiseres wel duidelijk dat zij teveel uitkering ontving. Dat heeft zij ook erkend. Het UWV is ook in dat geval verplicht tot inkomstenverrekening en herziening van de uitkering op grond van artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder b van de WW. Het UWV heeft dan ook terecht de WW-uitkering van eiseres herzien.
6.3.
Terug- en invordering
Het beroep van eiseres richt zich hoofdzakelijk tegen het feit dat het UWV de teveel betaalde uitkering goeddeels bruto van haar heeft terug- en ingevorderd. Eiseres stelt dat zij ook over de maanden augustus tot en met november 2018 aanspraak kan maken op netto terugbetaling, en het UWV zich vervolgens tot de belastingdienst moet wenden voor verrekening.
Terugvordering door het UWV van teveel betaalde bedragen vindt plaats op basis van het bruto bedrag, indien de terugvordering betrekking heeft op een tijdvak dat inmiddels in fiscale zin is afgesloten. Als wordt betaald binnen hetzelfde lopende boekjaar als waarin de onverschuldigde betaling plaatsvond, kan wel worden volstaan met terugbetaling van het netto bedrag, omdat het UWV de loonheffing dan nog kan verrekenen met de Belastingdienst. Dit is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep een niet onjuiste handelwijze (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2015:898).
Het UWV heeft berekend dat het teveel ontvangen bedrag over de maanden december 2018 en januari 2019 € 1.654,80 bedraagt, waarvan de loonheffing € 339,98 bedraagt. Eiseres mag over deze maanden € 1.314,82 netto terugbetalen, omdat het UWV dit nog kan verrekenen met de Belastingdienst.
De rechtbank stelt voorop dat het UWV heeft gehandeld met inachtneming van zijn beleid. De rechtbank acht dit beleid niet onredelijk. Zij acht op zich invoelbaar dat eiseres het onrechtvaardig vindt dat over de maanden augustus tot en met november 2018 (bruto) meer wordt teruggevorderd dan zij feitelijk aan WW-uitkering op haar rekening heeft ontvangen. Gelet echter op de hiervoor vermelde rechtspraak en de van toepassing zijnde belastingregels, ziet de rechtbank in de bruto terugbetaling van de teveel uitgekeerde WW over de maanden in geschil, geen onaanvaardbare gevolgen voor eiseres. Voor een afwijking van het beleid bestaat geen grond. Dat eiseres in België werkt maakt dit niet anders. Daarbij weegt de rechtbank mee dat eiseres, in tegenstelling tot het UWV, de mogelijkheid heeft om over de maanden augustus 2018 tot en met november 2018 bij de Belastingdienst te verzoeken om teruggave van eventueel teveel ingehouden loonheffing. Eiseres heeft inmiddels het gehele terugvorderingsbedrag aan het UWV terugbetaald.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 8 december 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.