ECLI:NL:RBZWB:2020:6094

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
C/02/376991 / JE RK 20-1858
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking contact tussen ouder met gezag, vervanging gecertificeerde instelling en onderzoek naar de veiligheid van de minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 november 2020 uitspraak gedaan over een verzoek van de vader van de minderjarige [minderjarige] om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Intervence te vervallen en om de GI te vervangen door een andere instelling. De vader verzocht ook om een nieuw onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming naar de veiligheid van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] door beide ouders wordt uitgeoefend, waarbij [minderjarige] bij de moeder woont. De GI had eerder de contacten tussen de vader en [minderjarige] beperkt vanwege zorgen over de veiligheid van het kind. De kinderrechter oordeelde dat de GI niet bevoegd was om deze beperking op te leggen zonder toestemming van de rechtbank, en dat de e-mail van de GI niet als een schriftelijke aanwijzing kon worden beschouwd. De kinderrechter heeft het verzoek van de vader om de schriftelijke aanwijzing te vervallen te verklaren afgewezen, omdat de zorgregeling inmiddels weer was hervat. Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek om de GI te vervangen afgewezen, omdat de GI zorgvuldig had gehandeld en er geen reden was om te twijfelen aan haar objectiviteit. De kinderrechter heeft wel aangegeven dat er een systemisch onderzoek door het Scheidingspunt zal plaatsvinden, wat in het belang van [minderjarige] is. De ouders werden aangespoord om samen te werken met de hulpverlening om de bestaande patronen te doorbreken en onbelast contact met [minderjarige] te waarborgen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaakgegevens : C/02/376991 / JE RK 20-1858
datum uitspraak: 6 november 2020

beschikking beperking contact ouder met gezag, vervanging GI en onderzoek

in de zaak van

[verzoeker] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.L. Sterrenberg te Utrecht,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.C. Buntsma te Middelburg,

STICHTING INTERVENCE,

hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, om de rechtbank te adviseren.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van mr. Sterrenberg van 22 september 2020, ingekomen bij de griffie op 22 september 2020;
- de brief met bijlagen van mr. Sterrenberg van 9 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 9 oktober 2020;
- het verweerschrift met bijlagen van de GI van 9 oktober 2002, ingekomen bij de griffie op 12 oktober 2020;
- de brief met bijlagen van mr. Sterrenberg van 13 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 9 oktober 2020.
Op 14 oktober 2020 heeft de kinderrechter de zaak mondeling, met gesloten deuren, behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] woont bij de moeder.
De kinderrechter heeft [minderjarige] bij beschikking van 8 januari 2019 onder toezicht gesteld met ingang van 8 januari 2019 en tot 8 oktober 2019. Bij beschikking van 24 juni 2020 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] laatstelijk verlengd met ingang van 8 juli 2020 en tot 8 januari 2021.
De GI heeft op 18 september 2020 per mail de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en [minderjarige] beperkt. Hierin is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(..)
Vanuit bovenstaande signalen en zorgen voor de acute onveiligheid van [minderjarige] , heeft Intervence het besluit moeten nemen om het contactmoment tussen vader en [minderjarige] vanmiddag te laten begeleiden door IPT’er R. Kortehoeven. Het bezoek wordt tevens een uur ingekort, omdat er geen begeleiding is voor het laatste uur. Vanuit Intervence vinden wij het belangrijk dat er een neutraal maar bekend persoon is voor [minderjarige] .
Voorwaarden voor het bezoek: wanneer [minderjarige] bang of angstig is, heeft de IPT-er het mandaat van Intervence om het bezoek van vader en [minderjarige] stop te zeten, en [minderjarige] terug te brengen naar moeder. IPT-er is professioneel genoeg om in te schatten wanneer er sprake is van angst en wanneer van spanning.
Als het begeleid bezoek gestopt moet worden is dit geen beschuldiging naar vader, maar om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen.
Het bezoek zal plaatsvinden op een neurale plek voor [minderjarige] : [adres] in [plaats] .
(..)”
Bij e-mail van 21 september 2020 heeft de GI het volgende besluit aan de ouders kenbaar gemaakt:
“(..)
Vanuit de informatie die de politie Intervence heeft gegeven komt naar voren dat de politie onderzoek heeft gedaan en geen reden ziet tot verder onderzoek. Vanuit Intervence nemen wij deze inschatting van de politie aan.
De acute onveiligheid voor [minderjarige] is momenteel niet in het geding. Er zal vanuit Intervence momenteel geen aanpassing wijziging omgangsregeling verzocht worden bij de rechtbank.
(..)”

Het verzoek

De vader heeft de kinderrechter verzocht, voor zover nodig uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
de schriftelijke aanwijzing van de GI van 18 september 2020 geheel vervallen wordt verklaard en dat de werking daarvan geschorst wordt met onmiddellijke ingang;
te bepalen de GI te vervangen en een andere instelling dan Stichting Intervence in het kader van de ondertoezichtstelling aan te wijzen;
te bepalen dat de Raad voor de Kinderbescherming opnieuw onderzoek doet naar [minderjarige] en de vraag hoe haar veiligheid gewaarborgd kan worden en / ofwel een psychiater en / of psychologisch onderzoek door het NIFP te laten verrichten bij de moeder om erachter te komen wat maakt dat zij steeds terugvalt in dit patroon danwel met een vraagstelling die uw Rechtbank noodzakelijk acht.

De standpunten

Door en namens de vader is – kort samengevat – aangevoerd dat de e-mail van de GI van 18 september 2020 als schriftelijke aanwijzing gezien kan worden. De vader wenst hier in ieder geval een juridisch oordeel over. De moeder heeft de vader tweemaal eerder beschuldigd van seksueel misbruik. Partijen hebben samen met de GI duidelijke afspraken gemaakt over hoe om te gaan met nieuwe verdenkingen van seksueel misbruik, er zou eerst een netwerkbespreking moeten volgen. Nog geen twee maanden nadat de zorgregeling in een eindbeschikking is vastgelegd en vier maanden na de gemaakte afspraken, wordt opnieuw een verdenking weggelegd bij de vader van seksueel misbruik. De moeder gaat op [datum] met [minderjarige] naar de huisartsenpost, omdat zij een rode vulva heeft. Pas op [datum] krijgt de vader in een gesprek met de gezinsmanager te horen wat er aan de hand is. De zorgen van de vader worden door de GI niet opgepakt en de gezinsmanager lijkt enkel oog te hebben voor de beschuldigingen van de moeder. De mail van de GI van 18 september 2020 is dan ook een grote klap voor de vader; hij zat hierdoor emotioneel aan de grond en was niet in staat om naar [minderjarige] toe te rijden. De GI stelt de vader niet te willen beschuldigen, maar handelt hier vervolgens wel naar. De vader heeft onder deze beschuldiging meegewerkt aan de constructie dat hij zijn eigen dochter maar een paar uur mag zien. De GI heeft in strijd met artikel 1:265g Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gehandeld zonder eerst de rechtbank te verzoeken de bij beschikking vastgelegde zorgregeling in te perken in duur en te bepalen dat de vader [minderjarige] enkel onder begeleiding mag zien. Dit besluit is in strijd met de wet genomen. Daarbij komt dat het besluit onzorgvuldig en op juiste gronden tot stand is gekomen,
Het vertrouwen van de vader in de GI is door de gebeurtenissen zeer ernstig beschadigd. Het is niet alleen de gezinsmanager, maar een team van de GI die tot het besluit is gekomen. De GI stelt dat het de moeder is die een melding doet, maar het is de GI die uiteindelijk de stappen onderneemt. De GI heeft zich hiermee niet objectief en betrouwbaar getoond. De gezinsmanager is de afspraken over wat te doen bij een nieuwe melding niet nagekomen, waardoor de verhoudingen op scherp zijn gesteld. Er heeft geen netwerkbespreking plaatsgevonden en hierdoor is wederom onherstelbare schade opgetreden. Ook is het de GI niet gelukt om gedurende de ondertoezichtstelling de achterliggende problematiek op te pakken; de terugkerende beschuldigingen blijven komen.
De moeder grijpt alles aan om de zorgregeling te frustreren, wat haar wederom is gelukt. Er lijkt sprake te zijn van een terugkerend patroon. Ook lijkt er sprake te zijn van ouderverstoting. Hier moet grondig onderzoek naar worden gedaan. Daarbij moet de moeder een aanwijzing krijgen om de hulp gericht op haar persoon te accepteren. Alleen wanneer de moeder hulp accepteert en daarmee aan de slag gaat, kan de situatie veranderen.
De vader staat open voor onderzoek. Een gezinsopname, zoals de GI in eerste instantie voorstelde, vindt hij echter te ingrijpend. Dit baart hem ook zorgen. Het door de GI voorgestelde alternatief, hulp van het Scheidingspunt (te Goes) en het daarbij behorende onderzoek, is een betere optie. De vader staat dan ook achter het inzetten van deze hulpverlening, maar wil wel eerst weten wat deze hulp inhoudt en op welke wijze het Scheidingspunt handelt.
Door de GI is verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader. Zij voert hiertoe – kort samengevat – aan dat op 14 september 2020 een zorgmelding is binnengekomen van zowel de moeder als de huisarts. Hierop heeft de GI de meldcode doorlopen. De gehele week heeft de gezinsmanager informatie verzameld en de ouders mondeling op de hoogte gehouden. Op [datum] heeft er een gesprek met de ouders plaatsgevonden. Daarna heeft bij de GI intern overleg plaatsgevonden. Het intern overleg, het overleg met de zedenpolitie en met betrokkenen heeft ertoe geleid dat de GI de beslissing om het bezoek te beperken uiteindelijk heeft genomen. De veiligheid van [minderjarige] stond hierbij voorop. Er is daarom besloten het bezoek tussen de vader en [minderjarige] te laten begeleiden en op een neutrale plek te laten plaatsvinden. Het klopt dat er een door de rechtbank vastgelegde zorgregeling ligt. Er is daarom voor gekozen om het bezoek door te laten gaan, maar dan in een andere vorm en beperkte duur.
Het is nu de vraag of de GI die bevoegdheid had. De e-mail houdt geen schriftelijke aanwijzing in, maar kan wel worden gezien als besluit. Dit besluit is op 21 september 2020 weer ingetrokken. Toen is een e-mail naar de ouders gestuurd dat de huidige zorgregeling niet gewijzigd zal worden.
De GI heeft geen beschuldigingen richting de vader geuit. Er is volgens geldende protocollen gehandeld. Op basis van de informatie die toen voorhanden was, is de afweging gemaakt en het besluit genomen, om zo nog verdere informatie te kunnen verzamelen. De GI heeft geprobeerd de vader zo snel mogelijk op de hoogte te stellen, maar kon hem niet gelijk bereiken. De gezinsmanager is er om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen; wanneer er een zorgmelding binnenkomt wordt deze onderzocht en besproken met beide ouders en het netwerk. De GI heeft er alles aan gedaan om de ouders zoveel mogelijk bij de besluitvorming te betrekken. Toen zij op 16 september 2020 in gesprek gingen met de ouders, had zij nog niet alle informatie. De ouders wilden wel dat de GI gelijk uitspraak deed over hoe het nu verder moest. Pas op 18 september 2020 had de GI de informatie van de huisarts (dat er zorgen waren in verband met vermoedens van seksueel grensoverschrijdend gedrag) en van de zedenpolitie (dat er de daaropvolgende maandag een gesprek met de moeder ging plaatsvinden). Op 21 september 2020 heeft de GI gehoord van de politie dat er geen strafrechtelijk onderzoek zou komen.
Het is niet in het belang van [minderjarige] dat de GI wordt vervangen, te meer nu er een terugkerend patroon aanwezig is, waarbij [minderjarige] geen onbelast contact met beide ouders kan onderhouden. Wil het patroon doorbroken worden, zijn het de ouders die openheid van zaken moeten geven en eerlijk moeten zijn naar de hulpverlening en elkaar. Het leek de afgelopen periode goed te gaan en deze lijn moet juist nu worden voortgezet om zo tot de onderliggende problematiek te komen.
Daarom is een systemisch onderzoek van belang. Het is de vraag wat er middels een NIFP- of raadsonderzoek onderzocht kan worden. Voor de eerder voorgestelde gezinsopname zijn momenteel teveel contra-indicaties. De gezinsmanager heeft daarom contact gehad met het Scheidingspunt. Deze organisatie kan onder andere (systemisch) onderzoek doen bij de ouders thuis. Hierdoor kunnen de ouders ieder in hun eigen systeem blijven. Het is wel van belang dat de ouders hun medewerking hieraan gaan verlenen.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat de moeder destijds eerst naar de huisartsenpost is gegaan, omdat zij wilde weten waarom [minderjarige] een rode vulva had. Zij hebben vervolgens de politie gebeld. De moeder wilde geen aangifte doen, omdat de politie geen onderzoek meer kon doen nu er teveel tijd was verstreken. De huisartsenpost had namelijk gelijk via de zedenpolitie het Seksueel Centrum Geweld moeten inschakelen en dat is niet gebeurd, waardoor er geen nader onderzoek gedaan is. De moeder heeft toen een informatief gesprek met de politie gehad. Toch heeft de politie VeiligThuis ingelicht en daarom heeft de vader een brief gehad. De GI heeft de protocollen gevolgd. Het is duidelijk dat er veel speelt. Het was niet de bedoeling van de moeder om gelijk naar de vader te wijzen. Maar door die avond en mede door uitspraken van [minderjarige] heeft zij de beschuldiging geuit, wat niet goed heeft gedaan aan het vertrouwen tussen partijen. De moeder heeft oprechte zorgen en die zorgen zijn terecht gelet op de uitspraak van [minderjarige] en de lichamelijke constatering. Het gaat de moeder niet om het doen van aangifte. Zij wil enkel dat er onderzoek gedaan wordt naar waar de klachten bij [minderjarige] vandaan komen. Het is een precaire situatie en het wantrouwen richting vader speelt hierbij wel een rol.
De huidige GI is al lang betrokken; door een wisseling zou veel tijd verloren gaan. De ouders zijn ver gekomen, maar door dit voorval teruggevallen. De moeder hoopt dat er met de lijn die de GI nu heeft uitgezet er stappen vooruit gemaakt kunnen worden.
De vader stelt dat de moeder terecht gewezen moet worden, maar dit is niet aan de vader om te bepalen. De moeder heeft hard gewerkt; ondanks de zorgen die er zijn is zij toch de zorgregeling blijven volhouden.
Tenslotte kan de moeder instemmen met een NIFP-onderzoek, al is het haar onduidelijk wat er onderzocht moet worden. Scheidingspunt kan ook een onderzoek naar het systeem uitvoeren. De moeder is bereid hieraan mee te werken. Mocht er wel een NIFP-onderzoek worden gelast, dan dient dit zowel bij de moeder als bij de vader uitgevoerd te worden. Het is vooral van belang dat de hulpverlening wordt voortgezet en dat binnen de ondertoezichtstelling stappen worden gemaakt.
De moeder verzoekt daarom de verzoeken van de vader af te wijzen, zodat de GI de komende periode verder kan met de ouders en er met de hulpverlening stappen kunnen worden gemaakt.
De Raad heeft naar voren gebracht dat de GI na de melding niet de keuze had om eerst met het netwerk in overleg te treden, dat is tegen de SKJ-regels en de meldcode in. Volgens de SKJ-regels moet de GI eerst beschermen en daarna pas onderzoeken. De afspraak die op 15 juli 2020 gemaakt is met de ouders, dat een dergelijke melding eerst binnen het netwerk wordt besproken, kan daarom geen stand houden. De huisarts heeft de politie ingelicht en zij hebben VeiligThuis ingeschakeld. Dit is goed gegaan. De huisartsenpost heeft uiteindelijk niet goed gehandeld; zij hadden het Centrum Seksueel geweld moeten inschakelen. De GI heeft juist gehandeld en toen er meer duidelijkheid was, heeft zij het besluit ook teruggedraaid. Dat neemt niet weg dat de GI het besluit op 18 september 2020 juridisch gezien anders hadden moeten inkleden.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er een alternatief is voor de gezinsopname; namelijk hulp van het Scheidingspunt. Er moet hier snel duidelijkheid over komen en de ouders dienen hieraan mee te werken. Een raadsonderzoek heeft geen toegevoegde waarde. Dit zal gezien de wachtlijstproblematiek ook veel tijd kosten. Het is vooral van belang dat de ouders voortvarend aan de slag gaan, wat kan middels hulp van het Scheidingspunt. Er moet onderzoek gedaan worden naar zowel de situatie bij de vader als bij de moeder. Op deze manier kan er een beeld ontstaan over hoe de ouders en [minderjarige] op bepaalde zaken reageren.

De beoordeling

Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing
Ingevolge artikel 1:265f lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI, voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige en voor de duur daarvan, de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken.
Deze beslissing van de GI geldt als een schriftelijke aanwijzing en ingevolge het tweede lid van dit artikel zijn artikelen 1:264 en 1:265 BW van overeenkomstige toepassing.
De kinderrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de GI het contact tussen de vader en [minderjarige] op deze manier had mogen beperken. Deze vraag wordt door de kinderrechter ontkennend beantwoord en daartoe wordt het volgende overwogen.
De rechtbank Breda heeft bij beschikking van 21 juli 2020 een zorgregeling vastgelegd.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (van 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2321) blijkt dat de GI bij een vastgelegde zorgregeling de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en het kind
enkelkan beperken middels een verzoek aan de kinderrechter op grond van artikel 1:265g BW. Ook als tijdelijke maatregel mag een door de rechter vastgestelde zorgregeling niet worden gewijzigd; in
allegevallend dient de GI de weg van artikel 1:265g BW te bewandelen. De kinderrechter kan zich voorstellen dat de GI in het onderhavige geval, gelet op de ernstige zorgen, snel wilde ingrijpen en met weinig informatie voorhanden heeft moeten handelen. Dit neemt niet weg dat zij hiervoor toestemming van de kinderrechter nodig had. Zij had, om snel een beslissing te verkrijgen, een spoedverzoek ex artikel 223 Rechtsvordering (hierna: Rv) bij de kinderrechter kunnen indienen met daarbij een verzoek ex artikel 1:265g BW. Hiermee heeft de kinderrechter de mogelijkheid een voorlopige voorziening te treffen voor de duur van het geding, dus tot de zaak inhoudelijk mondeling kan worden behandeld. Op deze manier had er aanstonds beslist kunnen worden over (een beperking van) het contact tussen de vader en [minderjarige] op 18 september 2020. Dit is niet gebeurd en de kinderrechter betreurt deze gang van zaken dan ook, mede gelet op de emoties die dit bij de ouders, bij de vader in het bijzonder, heeft opgeroepen.
De kinderrechter komt, mede gelet op voorgaande, tot de conclusie dat de e-mail van 18 september 2020 niet als schriftelijke aanwijzing kan worden beschouwd. Los van het feit dat de GI juridisch gezien de mogelijkheid niet heeft om middels een schriftelijke aanwijzing het contact te beperken, is de e-mail naar haar uiterlijke verschijningsvorm geen schriftelijke aanwijzing. Een schriftelijke aanwijzing behoort op schrift te zijn gesteld en dient de motivering en vermelding van mogelijke rechtsmiddelen tegen de aanwijzing te bevatten. Er is na de e-mail door de GI geen schriftelijke aanwijzing nagezonden waarin het (voorgenomen) besluit is bevestigd, noch bevat de e-mail een deugdelijke motivering en de vermelding van mogelijke rechtsmiddelen. In zoverre voldoet de e-mail van 18 september 2020 dus niet aan de vereisten, die aan een schriftelijke aanwijzing worden gesteld. De kinderrechter concludeert dat de GI middels de e-mail heeft geprobeerd de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen en de zorgregeling doorgang te laten vinden, totdat zij over meer informatie beschikte om een definitief besluit te nemen. Zij had hiertoe, zoals hiervoor is overwegen, een ander middel moeten inzetten.
Gelet op het vorenstaande komt de kinderrechter niet toe aan het verzoek van de vader om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren danwel te schorsen. Bij dit verzoek heeft de vader tevens geen belang meer nu de bij beschikking vastgestelde zorgregeling thans weer hervat is. Dit deel van het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Vervanging GI en het gelasten van een deskundigen- of raadsonderzoek
Krachtens artikel 1:259 BW kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling, op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de raad voor de kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder.
Ingevolge artikel het tweede lid van artikel 810a Rv, voor zover hier van belang, benoemt de rechter in zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
Vast staat dat de GI in het belang van [minderjarige] , met name om haar veiligheid te waarborgen, meteen is gaan handelen met de beperkte informatie die zij voorhanden hadden. De GI had feitelijk alleen beschikking over de informatie van de huisartsenpost. De GI is hierop meer informatie gaan verzamelen en heeft daarbij de geldende regels - de voor hun geldende protocollen wanneer zij een dergelijke melding binnen krijgt - gevolgd. Zij heeft geprobeerd de ouders hierbij zoveel mogelijk te betrekken. De gezinsmanager heeft de ouders niet alleen telefonisch op de hoogte gehouden, maar is op 16 september 2020 ook met beide ouders in gesprek gegaan. De vader stelt dat de GI hierbij niet de eerder gemaakte afspraken in acht heeft genomen. Het staat voor de kinderrechter echter vast dat de GI onder de gegeven omstandigheden zo zorgvuldig mogelijk heeft proberen te handelen. Op 18 september 2020 was zij immers nog in afwachting van informatie van de huisarts en de zedenpolitie. Alhoewel de kinderrechter snapt dat de gang van zaken voor de vader emotioneel erg zwaar is, geeft dit geen aanleiding om de GI te vervangen. Zij kon de zorgen die er lagen simpelweg niet negeren. De kinderrechter ziet in het door de vader gestelde ook niet dat de GI zich partijdig heeft opgesteld of anderszins niet naar behoren heeft gehandeld.
De huidige gezinsmanager is al enige tijd bij de ouders betrokken en heeft de afgelopen periode ook stappen gemaakt. Het is echter van belang dat de onderliggende patronen worden doorbroken, waarvoor inzet van de ouders nodig is. De GI heeft naar aanleiding hiervan een verdere lijn uitgezet. Zij acht om tot doorbreking van de onderliggende patronen te komen, een onderzoek in beide systemen/opvoedsituaties nodig. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het Scheidingspunt dit onderzoek kan gaan uitvoeren. Gezien de zorgen en de onderlinge verhoudingen tussen de ouders, is het van belang dat de huidige gezinsmanager betrokken blijft om strak regie te voeren. De kinderrechter ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de GI te vervangen en zal dit verzoek daarom afwijzen.
Ten aanzien van het verzoek van de vader om een onafhankelijk onderzoek op grond van artikel 810a Rv te gelasten overweegt de kinderrechter dat een dergelijk onderzoek niet aan de orde is, nu het Scheidingspunt een gedegen onderzoek naar het systeem zal gaan uitvoeren. De ouders staan hier achter, zo is ter zitting gebleken. Hierdoor is aan de wens van de vader, namelijk dat een en deugdelijk en gedegen onderzoek zal worden uitgevoerd door een neutrale instantie, gehoor gegeven. Gebleken is dat het Scheidingspunt in staat is een systemisch onderzoek uit te voeren en de GI zal er zorg voor dragen dat dit onderzoek zo snel mogelijk zal worden gestart. De wachttijd is aanzienlijk korter dan bij andere instanties die de capaciteiten hebben een onderzoek uit te voeren, zoals het NIFP of de Raad. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het Scheidingspunt thans de aangewezen partij is om een onderzoek uit te voeren, te meer nu er op relatief korte termijn gestart kan worden met het onderzoek. De kinderrechter benadrukt daarom met klem dat de GI met grote voortvarendheid aan de slag moet gaan. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek tot het gelasten van een deskundigen- of een raadsondsonderzoek afgewezen worden.
De kinderrechter benadrukt tenslotte ten overvloede dat het van belang is dat de ouders de komende periode hun medewerking gaan verlenen aan de hulpverlening en het onderzoek door het Scheidingspunt teneinde de bestaande patronen te doorbreken. De ouders zullen hiervoor hard aan de slag moeten, met als doel dat [minderjarige] uiteindelijk onbelast contact met beide ouders kan onderhouden.
Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Slot, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof 's-Hertogenbosch